Deze individuele kenmerken leiden natuurlijk lang niet altijd tot crimineel gedrag, maar als je aan meerdere kenmerken voldoen dan neemt de kans wel toe.
Aantekening voor het examen
Slide 9 - Slide
Beschermende factoren
Deze factoren zorgen er juist voor dat de kans verkleind wordt dat je crimineel gedrag gaat vertonen:
Werk en onderwijs
Relatie
Gezin
Sociale vaardigheden
Je bindingen!
Aantekening voor het examen
Slide 10 - Slide
Maatschappelijke oorzaken
Slechte levensomstandigheden
Anonieme samenleving (weinig sociale controle)
Gelegenheid maakt de dief
Minder besef van normen en waarden (Anomietheorie)
Gebrek aan maatschappelijke bindingen
Eens een dief altijd een dief
Aantekening voor het examen
Slide 11 - Slide
3,2 Theorieën over criminaliteit
Leerdoelen van deze les:
Je kan verschillende theorieën over criminaliteit benoemen.
Je kan bij een omschreven situatie (bron) uitleggen om welke theorie het gaat.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Wat is een theorie?
Wetenschappers hebben veel onderzoek gedaan naar crimineel gedrag. In dit hoofdstuk behandelen we theorieën die crimineel gedrag kunnen verklaren:
de aangeleerd gedrag theorie
anomietheorie
bindingstheorie
rationele-keuze theorie
etiketteringstheorie
neutraliseringtheorie
Een theorie is een verklaring voor dingen die om ons heen gebeuren.
Slide 15 - Slide
Aangeleerd-gedragtheorie
Deze theorie gaat ervan uit de crimineel gedrag aangeleerd is.
Wanneer mensen in je omgeving (bijvoorbeeld vrienden of ouders) crimineel gedrag vertonen, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.
De socioloog Sutherland bewees dat ‘brave jongeren’ door foute vrienden eerder crimineel werden.
Deze theorie gaat ervan uit dat crimineel gedrag nu eenmaal bestaat.
Slide 16 - Slide
De bindingstheorie
Mensen hebben bindingen met allerlei mensen. Bijvoorbeeld met familie, partner, vrienden en collega’s.
Omdat je je omgeving niet teleur wilt stellen, ben je minder snel geneigd crimineel gedrag te vertonen.
Mensen die minder bindingen hebben vertonen (gemiddeld) vaker crimineel gedrag.
Alleen deze theorie gaat uit van een positief effect van de omgeving
Slide 17 - Slide
Anomietheorie
Iedereen in onze westerse samenleving wil succesvol zijn.
Als je niet op een legale manier succesvol kan worden: doelen bijstellen of crimineel worden.
Politie kiest voor dan ook voor de 'patser'aanpak. Dure auto's/spullen in beslag nemen.
Slide 18 - Slide
Rationele keuze theorie
Dieven maken een rationele keuze of de diefstal zich loont ja of nee. Dus: de gelegenheid maakt de dief. Hoe hoog is de pakkans bijvoorbeeld?
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Etiketteringstheorie
Iemand die eenmaal een misdaad heeft begaan krijgt soms het etiket crimineel opgeplakt.
Sommigen mensen die het etiket crimineel opgeplakt hebben gekregen door hun omgeving, gaan zich daar vervolgens ook naar gedragen > je doet wat er toch al van je verwacht wordt.
De overheid zorgt d.m.v. van Taakstraffen bij Bureau Halt dat jongeren die iets verkeerd doen snel een stafblad (en dus een etiket) krijgen.
'Eens een dief, altijd een dief'
Slide 21 - Slide
Neutraliseringstheorie
Volgens de neutraliseringstheorie praten criminelen hun gedrag vaak goed.
Zij ontkennen dat hun gedrag crimineel is. Voorbeeld:
'Ik jat alleen bij AH, dat is een groot bedrijf' of 'Ik sloeg hem in elkaar omdat hij raar naar mij keek' of "Iedereen doet dat"
Slide 22 - Slide
Een combinatie van theorieën
Het is niet zo dat er bij een misdrijf sprake is van één oorzaak. Vaak er is sprake van een optelsom van factoren.
Slide 23 - Slide
Zelfcontroletheorie
Zelfbeheersing = minder misdaden.
Weinig discipline = vaker veroordeeld.
Ook andere vormen van risicovol gedrag
Zelfbeheersing als onderdeel van opvoeding
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Slide 26 - Video
Slide 27 - Video
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders, daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen.
Situatie: Timo heeft geen goede relatie met zijn ouders. Daarom is hij 's avonds veel alleen buiten en is hij crimineel gedrag gaan vertonen.
A
Anomietheorie
B
Aangeleerd-gedragtheorie
C
Rationele-keuze-theorie
D
Bindingstheorie
Slide 28 - Quiz
Je hebt geen geld, maar je wil wel status. Dus jat je een Stone Island jas. Dit past het beste bij de:
A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Bindingstheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie
Slide 29 - Quiz
Johan heeft net verkering. Hij besluit om geen fietsen meer te gaan stelen omdat hij bang is dat zijn vriendin het dan zal uitmaken.
A
anomie theorie
B
Bindingstheorie
C
Etiketteringstheorie
D
Gelegenheidstheorie
Slide 30 - Quiz
Welke theorie? Davey woont op een woonwagenkamp. Hij wordt regelmatig uitgescholden door kinderen uit het dorp. Davey wilde zijn best doen op school maar denkt soms dat mensen hem nooit voor vol aan zullen zien.
A
anomietheorie
B
Bindingstheorie
C
Aangeleerd-gedragstheorie
D
Etiketteringstheorie
Slide 31 - Quiz
Erik wordt betrapt op het stelen van een blikje Red Bull. ''Iedereen heeft dit wel eens gedaan, dus het is niet erg''.
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie
Slide 32 - Quiz
Aangeleerd gedragtheorie
Neutraliserings- theorie
Etikettentheorie
Anomietheorie
Rationele-keuze theorie
Jongeren schakelen hun schuldgevoel uit als ze in een groep strafbare feiten plegen.
Het plegen van een misdrijf is een weloverwogen keuze. Er wordt afweging gemaakt van kosten en baten.
Als iemand steeds 'crimineel' genoemd wordt, kan de persoon zich hier naar gaan gedragen.
Crimineel gedrag wordt aangeleerd in contact met mensen uit je eigen omgeving
Criminaliteit is het gevolg van de botsing tussen het willen behalen, maar niet kunnen behalen van de door de samenleving gestelde doelen.
Slide 33 - Drag question
Crimineel gedrag is aangeboren
Helemaal mee eens
Mee eens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Slide 34 - Poll
Crimineel gedrag is een keuze
Helemaal mee eens
Mee eens
Mee oneens
Helemaal mee oneens
Slide 35 - Poll
Slide 36 - Video
Slide 37 - Video
Aan de slag
Maken stencil 9.3
maken opdrachten:
4, 6, 8, 9
Slide 38 - Slide
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen. Bij welke theorie hoort deze situatie?
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.