* logisch nadenken en niet (altijd) letterlijk vertalen
* examenidioom uitbreiden ( woorden die veel voorkomen in examenteksten)
1 / 41
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4
This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Voorbereiden op SE week
Wat ga je leren?
* woorden splitsen
* woorden herkennen en raden
* logisch nadenken en niet (altijd) letterlijk vertalen
* examenidioom uitbreiden ( woorden die veel voorkomen in examenteksten)
Slide 1 - Slide
READ THE TEXT, PLEASE
timer
5:00
Slide 2 - Slide
Wat is het basiswoord van woolliest? vb. early- earlier-earliest
Slide 3 - Open question
als je niet weet wat een woord betekent, zoek het dan niet meteen op maar probeer eerst te 'raden' d.m.v. de context ( tekst er omheen) of door een woord in stukjes te hakken. In het woordenboek vind je ook meestal alleen het basiswoord
-> wool = wol
woolliest kun je opdelen in wool en -iest
dit is de overtreffende trap dus meest wollige
Slide 4 - Slide
wat is het basiswoord van wandering?
Slide 5 - Open question
wat denk je dat wandering betekent in deze zin?
Slide 6 - Open question
Je kunt dit woord verdelen in het werkwoord:
(to) wander en -ing
-ing geeft aan dat het een actie is die op dat moment bezig is ( present continuous/-ing vorm)
wandering -> (to) wander (ww) = dwalen, zwerven,
Slide 7 - Slide
Wat denk je dat scrubland betekent? Hint: deel het woord in stukjes, kijk naar context
Slide 8 - Open question
Scrub -> bosjes/kreupelhout
land -> grond/terrein/gebied
Slide 9 - Slide
vertaal: incredible
A
belachelijk
B
ongeloofwaardig
C
ongelofelijk
D
raar
Slide 10 - Quiz
vertaal: appears to...
Slide 11 - Open question
(ww) to appear= verschijnen maar in dit geval betekent
'he appears to have travelled more than 25 miles' -> het lijkt erop dat/ of.. het schijnt dat hij meer dan 25 mijl gereisd/afgelegd heeft
Slide 12 - Slide
shearers
A
scharen
B
scheren
C
scheerders
D
schuren
Slide 13 - Quiz
fortunately
A
fortuin
B
gelukkig
C
geluk
D
fortuinlijk
Slide 14 - Quiz
1.wat is het basiswoord van weighing? 2. wat betekent dit?
Slide 15 - Open question
the fleece is weighing him down
(to) weigh = wegen -ing geeft aan dat het op dit moment gaande is/ tijdelijk is
-> -ing-vorm= present continuous
het gewicht ( fleece-> de wol) verzwaart hem
Slide 16 - Slide
wat is het basiswoord van heaviest?
Slide 17 - Open question
heaviest
heavy - heavier- heaviest
zwaar- zwaarder- zwaarst
woorden eindigend op een -y hebben een spellingsverandering -ie
de vergrotende en overtreffende trap krijgen
-ier- iest
Slide 18 - Slide
vertaal: heat stroke
Slide 19 - Open question
heat stroke
als je vertaalt is dat soms niet letterlijk, denk aan logica
-> heat=hitte -> stroke= beroerte/ steek
maar je zegt niet hitte steek in het Nederlands
denk logisch na: wij zeggen vooral zonnesteek of hitteberoerte