2K2 les 1: H1 lage landen aan de zee

1 / 56
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Planning week 37: 
Cursus: 1.1 : Wat zie je in een landschap?
Maken opdracht 1 t/m 11

Magister staat de jaarplanning 


Slide 4 - Slide

Lage landen?

Slide 5 - Mind map

We gaan starten

H1 Lage Landen aan de zee

Cursus 1.1 'Wat zie je in een landschap?'


Een groot deel van Nederland (Laag-Nederland) lag een paar duizend jaar geleden onder water!





Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Hoog- en Laag-Nederland
Normaal Amsterdams Peil (NAP): Het gemiddelde zeeniveau; de hoogte van het landschap geef je aan t.o.v. NAP
  • Hoog-Nederland: alles wat hoger ligt dan +1 meter NAP (dus 1 meter boven de zeespiegel)
  • Laag Nederland: alles wat lager ligt dan +1 meter NAP 
  • Om hoogte af te kunnen lezen maken we gebruik van hoogtecijfers en hoogtelijnen

Slide 8 - Slide

Cursus 1.1 Wat zie je in een landschap
Start
Leerdoelen
  • Je weet hoe belangrijk bescherming tegen water is voor Nederland.
  • Je weet hoe Nederland zich beschermt tegen het water
  • Je weet wat een landschap is.
  • Je weet het verschil tussen hoog- en laag-Nederland
  • Je leert de belangrijke begrippen




Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoofdstuk 1: Lage landen aan zee
Cursus 1.1 - Wat zie je in een landschap?


Lesdoelen 
Je kunt uitleggen wat Nederland betekent. 
  • Neder-land = laag land. 

Je kunt het belangrijkste kenmerk van het Nederlandse landschap noemen. 
  • Een groot deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. 
  • In Nederland houden wij het water tegen met duinen, dijken en dammen (Deltawerken). 
  •  NAP = Normaal Amsterdam Peil


Slide 11 - Slide

Dijken en dammen
*Een dijk ligt tussen het water en het land (door de mens gemaakt)
*Een dam ligt in het water (door het water gemaakt)
We bekijken nu een filmpje over de afsluitdijk.
Is de afsluitdijk wel een dijk?


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

1.1 wat zie je in een landschap.

Slide 14 - Slide

Planning 
Korte instructie 
Opdrachten 1.1 maken 
Bespreken belangrijke / lastige opgave 
Filmpje of quiz 

Slide 15 - Slide

Hoofdstuk 1: Lage landen aan zee
Cursus 1.1 - Wat zie je in een landschap?
Watersnoodramp 1953 > dijken en dammen >  verandering landschap. 

Landschap = hoe het land eruit ziet.
Grondgebruik (of bodemgebruik) = hoe het land gebruikt wordt.



Slide 16 - Slide

NAP
  • Normaal Amsterdams Peil
  • Hoogte vergelijken met niveau van de zee.
  • Hoog en laag Nederland.

Slide 17 - Slide

Aan het einde van de les kan ik:
  1. Uitleggen wanneer de watersnoodramp  was en wat voor gevolgen dit had voor Nederland.
  2. Uitleggen wat je kan zien in een landschap .
  3. Uitleggen waarom het landschap veranderd na de watersnoodramp.
  4. Uitleggen wat NAP is.

Slide 18 - Slide

Hoofdstuk 1: Lage landen aan zee
Cursus 1.1 - Wat zie je in een landschap?
Uitleg

  • Hoogtecijfers = hoeveel meter het gebied boven NAP ligt.

  • Hoogtelijnen = lijnen die punten met dezelfde hoogte op de kaart met elkaar verbinden.
+ 1 meter NAP = Hoog- Nederland

Alles daaronder = Laag-Nederland

Slide 19 - Slide

Maken 1.1 Wat zie je in een landaschap

opdracht 1 t/m 11

Klaar? l


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Sleep de afbeeldingen naar de juiste plek. 
ingericht landschap
Natuurlandschap
school
akkers
de Maas

Slide 22 - Drag question

Wat betekent Nederland?
A
Laag land
B
Waterland

Slide 23 - Quiz

Wanneer begon men in Nederland met dijken bouwen?
A
rond het jaar 1950
B
rond het jaar 1900
C
rond het jaar 1500
D
rond het jaar 1000

Slide 24 - Quiz

Wat is onderdeel van een landschap?
A
Gebouwen
B
Bossen
C
Wegen en rivieren
D
A, B en C

Slide 25 - Quiz

Wat is landschap
A
Uiterlijk van het gebied
B
Hoe de mens gebruik maakt van het land

Slide 26 - Quiz

Watersnoodramp was in het jaar
A
1853
B
1953
C
1854
D
1954

Slide 27 - Quiz

Wat is Laag-Nederland?
A
alles wat hoger ligt dan + 1 meter NAP
B
alles wat lager ligt dan + 1 meter NAP

Slide 28 - Quiz

Als mensen het landschap gebruiken voor industrie , dan spreken wij over.
A
Ontbossing
B
Grondgebruik
C
Landschap
D
Industrie

Slide 29 - Quiz

NAP staat voor
A
Nederlands algemeen Peil
B
Nederlands Amsterdam Peil
C
Normaal algemeen Peil
D
Normaal Amsterdams Peil

Slide 30 - Quiz

Een dorp 50 cm boven NAP hoort bij
A
Hoog-Nederland
B
Laag-Nederland

Slide 31 - Quiz

Waarom zijn er dijken?
A
Zonder dijken zou het land erachter overstromen
B
Ze passen goed bij het landschap van Nederland
C
Anders zouden de dijkgraven werkeloos raken
D
Dijken bestaan helemaal niet, dat heeft juf verzonnen

Slide 32 - Quiz

Wat is het grote verschil tussen een dam en een dijk?
A
Een dam staat op het land, een dijk in het water
B
Een dam staat in het water, een dijk op het land
C
Er is geen verschil tussen deze twee.
D
Dijken zijn veel kleiner dan dammen.

Slide 33 - Quiz

Zou je naast een dijk willen wonen?
A
ja
B
misschien
C
nee

Slide 34 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 35 - Mind map

Wat heb je geleerd in 1.1?
* Je weet nu wat een landschap is
* Je weet nu dat bescherming tegen water in Nederland belangrijk is
* Je weet waarom er dijken en dammen zijn
* Je weet wat NAP betekent en hoogtelijnen en -cijfers.

Slide 36 - Slide

cursus 1.2 'Landschappen in Nederland'

Landschap = het uiterlijk van een gebied


Lesdoelen: 

1. Vertellen welke drie soorten landschappen Laag- Nederland kent.


2. Vertellen welke vier soorten landschappen Hoog-Nederland kent.

Slide 37 - Slide

Landschapen Laag-Nederland

1. Zeekleilandschap = Akkers en weilanden voor landbouw
2. Laagveenlandschap = Grasland met sloten en meren
3. Duinlandschap = zand langs de kust, heuvels


Slide 38 - Slide

Zeekleilandschap
Beschermd door dijken en duinen

Geschikt voor landbouw

Akkers en weilanden tot aan de horizon

Slide 39 - Slide

Laagveenlandschap
Drassig. Veel sloten en meren rondom gras.

Niet geschikt voor landbouw, te nat.

Vaak lange dorpen langs de sloten

Slide 40 - Slide

Duinlandschap
Duinen bevinden zich altijd langs de kust

Hopen zand van verschillende hoogtes, opgeblazen door de wind en door het water

Beschermen ons tegen het water

Slide 41 - Slide

Landschapen Hoog-Nederland

1. Zandlandschap = ondergrond zand
2. Hoogveenlandschap = Grasland, rechte kanalen
3. Rivierkleilandschap = langs de grote rivieren
4. Losslandschap = heuvels in Limburg


Slide 42 - Slide

Zandlandschap

Slide 43 - Slide

Hoogveenlandschap
Waar
Laagveen:
  • Noord-Holland
  • Zuid-Holland
  • Friesland
  • Groningen
  • Beneden NAP
Turf
  • vroeger gebruikten ze turf voor in de kachel
Wat zie je
  • Vlak
  • Rechte kanalen en langgerekte dorpen
  • Het is er vaak te nat voor landbouw

Slide 44 - Slide

Rivierkleilandschap
  • Langs rivieren
  • Grasland en fruitbomen
  • Dijken

Slide 45 - Slide

Lösslandschap
De hoogste heuvels in het zuiden van Limburg.

Löss (spreek je uit als lus) is heel erg fijn zand.

Slide 46 - Slide

7 soorten landschappen in Nederland

Slide 47 - Slide

Welk landschap is dit?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Lösslandschap
D
Rivierlandschap

Slide 48 - Quiz

Welk landschap hoort NIET bij Hoog-Nederland?
A
Lösslandschap
B
Zandlandschap
C
Zeekleilandschap
D
Hoogveenlandschap

Slide 49 - Quiz

Welk landschap is dit?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Rivierlandschap
D
Zandlandschap

Slide 50 - Quiz

Welk landschap zie je hier?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Laagveenlandschap
D
rivierkleilandschap

Slide 51 - Quiz

Dit landschap hoort niet Laag Nederland
A
Duinlandschap
B
Laagveenlandschap
C
Zeekleilandschap
D
Rivierkleilandschap

Slide 52 - Quiz

welk landschap zie je op de foto?
A
Duinlandschap
B
Laagveenlandschap
C
Zeekleilandschap

Slide 53 - Quiz

Waar vind je het Löss landschap?
A
Groningen
B
Noord Brabant
C
Drenthe
D
Limburg

Slide 54 - Quiz

Welk landschap is dit?
A
Laagveenlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Lösslandschap
D
Rivierlandschap

Slide 55 - Quiz

Welk landschap zie je hier?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Laagveenlandschap
D
rivierkleilandschap

Slide 56 - Quiz