Wörterbuch (D-NL)

Wie benutze ich mein Wörterbuch?
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wie benutze ich mein Wörterbuch?

Slide 1 - Slide

Die Lernziele: 

 
Am Ende dieser Stunde...
... kann ich die Bedeutung von einem Wort in einem Wörterbuch suchen und finden.
... weiß ich warum ein echtes Wörterbuch benutzen wichtig ist. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wie suche ich ein Wort?
  • Schritt 1: Let op het alfabet en de volgorde van de woorden - de woorden staan in alfabetische volgorde (Bach steht vor Dachsbau) 
  • Schritt 2: Gebruik de paginatitels (woorden) ter oriëntatie - ze helpen je dingen op te zoeken! 
  • Schritt 3: Als je een woord niet kunt vinden, controleer dan of de spelling klopt (misschien keek je bij de F maar schrijf je het woord met een V). Kijk ook naar wat voor soort woord het is. Is het misschien een vervoeging van een werkwoord of een afkorting?

Slide 4 - Slide

Wat nu?
Het woord staat niet in het woordenboek!

Slide 5 - Slide

Wat vind ik ?
Werkwoord? Altijd het hele werkwoord
Zelfstandig naamwoord? Altijd in het enkelvoud.
Bijvoeglijk naamwoord? Altijd zonder uitgang.

Slide 6 - Slide

Wat bedoelen we daarmee?
 gearbeitet -> arbeit +en -> arbeiten -> hele ww
Türme -> Turm -> enkelvoud
gekühltes -. gekühlt -> zonder uitgang

Slide 7 - Slide

Wat ga ik vinden in het woordenboek?
Ik wil opzoeken:
zurückgekehrt
A
zurückgekehrt
B
zurückkehrt
C
zurückkehren

Slide 8 - Quiz

Zoek de vertaling op van:
das Rasengrün

Slide 9 - Open question

Zoek de vertaling op van het woord "die Ausflüge"

Slide 10 - Open question

kuschelt --> welk woord zoek je op in je woordenboek, als je de betekenis wilt weten?
A
kuschel
B
kuscheln
C
atemen

Slide 11 - Quiz

Vertaal: Sommerferien

Slide 12 - Open question

Ich war furchtbar traurig. = Ik was ....

Slide 13 - Open question

Vertaal:
Schmuse-Tigerchen

Slide 14 - Open question

Vertaal: Handschuhfach

Slide 15 - Open question

Vertaal: wechselt

Slide 16 - Open question

"Ich stehe mit ihr in einer Reihe' -->
Hoe vertaal je Reihe?

Slide 17 - Open question

Wat betekent "Zug" in deze zin:
Wir fahren mit dem Zug nach Berlin.

Slide 18 - Open question

Übersetze: Deutsch - Niederländisch 
Runde 1                          Runde 2
1. der Urenkel                  1. der Kugelschreiber
2. die Anlieger                2. die Couch
3. der Rechtsanwalt      3. quirlig
4. faul                                4. zulassen
5. der LKW                       5. der Fernseher

Slide 19 - Slide

Wettkampf!
So schnell wie möglich 
Die richtige Übersetzung 
 

Slide 20 - Slide

Übersetze:
1. der PKW      
2. sonstig 
3. das Mitglied
4. kaum 
5. warnen
6. die Zähne       
Los geht's!

Slide 21 - Slide

Übersetzung:
1. der PKW = de auto            
2. sonstig = ander/ overig
3. Leder = leer
4. kaum = nauwelijks 
5. fernsehen = tv kijken  
6. die Zähne = de tanden

Slide 22 - Slide

Conclusie
Beslis goed wat je moet opzoeken.
Niet alles moet je weten.
Bekijk het woord goed -> wat zal ik in het woordenboek vinden?

Slide 23 - Slide

Am Ende der Stunde könnt ihr die Bedeutung eines Wortes in einem Wörter buch suchen und finden
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Am Ende dieser Stunde wisst ihr warum ein echtes Wörterbuch benutzen wichtig ist
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Ende

Und jetzt, an die Arbeit!

Slide 26 - Slide