H3 - week 39 - Les 3 - Spelling H1 - trema etc

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Slide

- Dagopening
- Stillezen
- Spelling H1 - Trema, apostrof, accent en cedille


Planning deze les:

Slide 2 - Slide

- Je kunt in elke zin de juiste werkwoordsvorm kiezen
- Je maakt heel bewust een keuze voor een vorm van het werkwoord. 
- Je weet wanneer je welke toevoeging op een woord zet.

Doel van de les

Slide 3 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Uitspraak/leeswijze verbeteren

Slide 5 - Slide

Trema
Uitspraak
     Wel: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën
     Niet: gekopieerd, video, buiig

Leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler.

Slide 6 - Slide

Apostrof =  '
Als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;

Uitspraakproblemen: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets
      Niet bij: cadeaus, cowboys, Annes fiets

Afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;

Verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje).

Slide 7 - Slide

Accenten
1. Accent aigu: logé, decolleté, soirée (geeft klemtoon aan)
      – Dat is volgens mij dé manier om de zaak aan te pakken. 
      – Jort heeft twéé auto’s en geen drie. 

2. Accent grave: barrière, crèche, fin de siècle

3. Accent circonflexe: crêpe, moment suprême (in het Frans stond hier vroeger een 's' achter)

Let op: Bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken, bijvoorbeeld: móói, frááie, ééuw.

Slide 8 - Slide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. 

Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus).

Slide 9 - Slide

Oefenen
Bij de volgende vragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 10 - Slide

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
HBO'studie
D
HBO-studie

Slide 11 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 12 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tantes wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 13 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 14 - Quiz

Behoefte aan meer uitleg?
Bekijk dan volgende dia's thuis, als je jezelf toevoegt aan de klas (code zie it's learning) kun je het thuis nog eens doorlezen

Slide 15 - Slide

1. Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, cliënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook daadwerkelijk problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij te i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 16 - Slide

Apostrof
De apostrof gebruik je:
1. Op de plaats van weggelaten letters - 's morgens, d'r broer, 't Is al gebeurd, Beatrix' horloge
2. Om uitspraakproblemen in meervouden en bezitsaanduidingen te voorkomen - lama's, bikini's, dixi's - Tara's schooltas, Joeri's fiets, Timo's zus.
Let op: als de 's' er gewoon aan vastgeschreven kan worden zonder uitspraakprobleem dan doe je dat ook: groentes, bureaus, toffees - Simons boterham, Simones broer, Sebastiaans laptop
3. Bij verkleinwoorden van woorden met een 'y' aan het einde waar een medeklinker voor staat: baby'tje, jury'tje, hobby'tje (dus niet bij deejaytje, trolleytje, jockeytje, want daar staat een klinker voor de 'y').
Verder: in meervouds- en verkleinvormen en afleidingen van letter- en initiaalwoorden: cd'tje, sms'je, VVD'er, pabo'er, PSV'er

Slide 17 - Slide

Accentteken en cedille
1. Accent aigu: naar rechts - wijst naar de 1 op de klok, dus klinkt als de 'e' van één). Deze gebruik      je ook om bepaalde klemtonen nadruk te geven. 
    Bijv: café, Hé joh, niet doen!, protegé, Gátver, dat lust ik écht niet!'; 
2. Accent grave: naar links - wijst naar de 11 op de klok, dus klinkt als de 'e' van elf)
    Bijv. Genève, Blèren, carrière, etagère; 
3. Accent circonflexe (uitspraak: sierkonfleks): ook wel 'het dakje' genoemd. Dit gebruiken we             maar zelden. Het geeft een korte klank, harde klank aan.
     Bijv: maître, enquête, fêteren, crêpe.

De cedille is het flubbeltje onder de c (ç), dat ervoor zorgt dat je de 'c' als een 's' uitspreekt: reçu, Curaçao.  Je typt de ç door  ' + c te typen. 

Slide 18 - Slide

Welke namen hebben, als ze een bezitsaanduiding zijn, een apostrof nodig?
WEL
Jordy
Naomi
Dennis
Maaike

Slide 19 - Drag question

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 20 - Drag question

Wanneer gebruik je een apostrof?
WEL
Als 1 of meer letters zijn weggelaten.
na cijfers en afkortingen
na alle woorden die eindigen op een i, a, o, u of y.
bij bezitsvormen

Slide 21 - Drag question

met accent
zonder accent
enquete
premiere
acne
defile
genant
sate
abonnee
creme

Slide 22 - Drag question

ê
é
è
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe

Slide 23 - Drag question

Wat:
- Spelling H1 (trema, apestrof, accent en cedille) - alle opdrachten uit de leerlijn.
- Bedenk drie toetsvragen (met antwoorden) over deze stof en mail deze naar tnl@jfc.nl

Klaar: 
- oefen via het kopje trainen met de spelling
- huiswerk voor een ander vak

Wanneer:
Aan het einde van deze week heb je dit af. 


Aan de slag:

Slide 24 - Slide

Evaluatie

Slide 25 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wanneer je een trema gebruikt

Slide 26 - Open question

Noem een voorbeeld van de 3 verschillende accenten die er zijn

Slide 27 - Open question

Wanneer gebruik je een apostrof?

Slide 28 - Open question

Voor de les:
- Neem een leesboek mee
- Leer spelling H1 - theorie trema, apostrof of accent

Succes!
Volgende les:

Slide 29 - Slide