Verwijswoorden

De familie Delfgaauw was dolgelukkig, want op het winnen van de straatprijs had ze absoluut niet op gerekend.
A
onjuiste herhaling
B
tautologie
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning
1 / 13
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

De familie Delfgaauw was dolgelukkig, want op het winnen van de straatprijs had ze absoluut niet op gerekend.
A
onjuiste herhaling
B
tautologie
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning

Slide 1 - Quiz

In 2014 is al afgeschaft dat je bij verlies van je ID-kaart geen boete hoeft te betalen.
A
onjuiste herhaling
B
pleonasme
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning

Slide 2 - Quiz

Voor de supporters zullen Feyenoord en Ajax altijd elkaars grootste aartsrivalen blijven.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie
D
dubbele ontkenning

Slide 3 - Quiz

Het is dit jaar opnieuw Den Bosch dat wederom hockeykampioen wordt bij de vrouwen.
A
onjuiste herhaling
B
pleonasme
C
tautologie
D
contaminatie

Slide 4 - Quiz

De titel van het nieuwe tv-programma dat morgen voor het eerst wordt uitgezonden, heet 'Erasmus MC'.
A
onjuiste herhaling
B
pleonasme
C
tautologie
D
contaminatie

Slide 5 - Quiz

Formuleren
Fouten met verwijswoorden (p. 230-234)

Slide 6 - Slide

Fouten met verwijswoorden
1. Onjuist verwijzen
Je gebruikt het verkeerde verwijswoord om naar een ander woord (of een woordgroep) in de zin te verwijzen.

2. Onduidelijk verwijzen
Het gebruikte verwijswoord kan naar meerdere woorden of woordgroepen in de zin verwijzen of het verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.

Slide 7 - Slide

Hoe zie je in het Nederlands dat een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Video

Zoek op internet hoe wanneer je 'hen' en 'hun' gebruikt. Vat het antwoord kort samen en noteer de bron.

Slide 10 - Open question

Weet je het nog?!
Hoe vind je het lv en het mv
in een zin?

Slide 11 - Open question

Opdracht 1 - 4 (p. 232)
  • Maak opdracht 1 tot en met 4 op p. 232. 
  • Noteer alleen de nummers van de zin en het woord dat je in zou vullen in je schrift.
  • Over tien minuten kijken we de opdracht na.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide