Paragraaf 2.2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Paragraaf 2.1

 Wat gaan we leren vandaag?

1. Je weet welke redenen je kan hebben om te sparen. 

2. Je weet wat rente is. 

3. Je kunt rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt. 

Als je niet al je geld uitgeeft, kun je sparen. Als je het geld op de bank zet, dan levert het je ook nog iets extra's op. 

Wat weten we nog paragraaf 1.1?

Je pint geld bij een pinautomaat.
Je saldo op je bankrekening stijgt.

1. Waar
2. Niet waar

Je koopt een nieuw telefoonhoesje. Je betaalt hem meteen.
Dit is een directe ruil.

1. Waar
2. Niet waar

Hans koopt op marktplaats een auto. Hij betaalt hem via de bank.
Dit is een indirecte ruil.

1. Waar
2. Niet waar

Electronisch betalen

2.2 Waarom zou je sparen?

Sparen

1. Je spaart voor een doel. 

2. Je spaart uit voorzorg. 

3. Je spaart voor de rente.

Noah legt elke maand opzij voor als haar playstation stuk gaat.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen uit voorzorg
3. Sparen voor de rente

Daan spaart omdat hij een scooter wil kopen als hij zestien is.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen uit voorzorg
3. Sparen voor de rente

Sanne spaart al maanden voor een nieuwe telefoon.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen uit voorzorg
3. Sparen voor de rente

Luuk zet geld op zijn spaarrekening omdat hij wil dat zijn spaargeld toeneemt.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen uit voorzorg
3. Sparen voor de rente

Opdrachten maken

Maak opdracht 18 t/m 21

Rente

Als je geld op een spaarrekening zet, krijg je rente. Rente is een vergoeding die je krijgt van de bank voor jouw spaargeld. 

Bedenk een voordeel van een spaarrekening bij de bank.

Bedenk een nadeel van een spaarrekening bij een bank.

Opdrachten maken

Maak opdracht 22 t/m 24

Rekenen met rente

Opdrachten maken

Maak opdracht 26

Vonden jullie deze manier van werken fijn?