This lesson contains 54 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Items in this lesson
1.3 Media en nepnieuws
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze lees weet/ken je de begrippen: nepnieuws, manipulatie, propaganda, indoctrinatie, polarisatie, complottheorieën, objectiviteit en subjectiviteit, vooroordelen, referentiekader en selectieve waarneming.
Wat is nepnieuws en hoe herken je het?
Slide 2 - Slide
Kort samengevat
We oefenen een beetje met de begrippen die in de vorige lessen aan de orde zijn geweest. Dit gedeelte is interactief dus je doet mee via je laptop.
Slide 3 - Slide
Een dilemma is
A
een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben
B
een botsing in het belang van de een met het belang van de ander
C
is een middel waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden
D
is een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent
Slide 4 - Quiz
Dilemma:
A
Rijk maar geen vrienden
B
Arm en veel vrienden
Slide 5 - Quiz
Dilemma:
A
Geen handen hebben
B
Geen voeten hebben
Slide 6 - Quiz
Dilemma:
A
Nooit meer friet
B
Elke dag friet
Slide 7 - Quiz
Dilemma:
A
Leven in het verleden
B
Leven in de toekomst
Slide 8 - Quiz
Dilemma:
A
Geen ontbijt
B
Geen avondeten
Slide 9 - Quiz
Wat is een compromis?
A
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken.
B
Persoon die gaat bekijken welke politieke partijen met elkaar willen regeren.
C
Persoon die onderzoekt welke partijen met elkaar het beste kunnen en willen regeren.
D
Tussenoplossing waar meerdere partijen zich in kunnen vinden.
Slide 10 - Quiz
Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn normen?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.
Slide 11 - Quiz
Van wie leer je normen en waarden? :
A
Vrienden
B
Thuis
C
Door je geloof
D
Door de overheid
Slide 12 - Quiz
Een voorbeeld van christelijke normen en waarden is....
A
Moord is een zonde
B
Naastenliefde is een zonde
C
Polytheïsme is belangrijk
Slide 13 - Quiz
Norm of waarde? Bidden voor het eten.
A
Norm
B
Waarde
Slide 14 - Quiz
Norm of waarde? Vriendelijkheid
A
Norm
B
Waarde
Slide 15 - Quiz
Norm of waarde?: Vrijheid
A
Norm
B
Waarde
Slide 16 - Quiz
Wat is een belang?
A
Iets wat jij belangrijk vindt
B
Een soort wet
C
Een lastige keuze
D
Voordeel dat je ergens van hebt
Slide 17 - Quiz
Wat is sociale ongelijkheid?
A
Dat je op social media minder vrienden hebt dan een ander.
B
Dat je sociale leven best wel saai is.
C
Dat er een ongelijk verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis en politieke macht is.
D
Dat er sprake is van heel veel sociale contacten in je leven en dat is oneerlijk tegenover anderen.
Slide 18 - Quiz
1.3 Media en nepnieuws
In de volgende slides behandelen we paragraaf 1.3 aan de hand van de inhoud en enkele filmpjes
Slide 19 - Slide
Nepnieuws
Nieuws dat niet op waarheid berust, gemaakt om aandacht te vragen of voor de grap.
Kan zelfs ingezet worden bij verkiezingen.
Vaak schokkend, hoe meer er wordt geklikt hoe meer dit verschijnt in zoekmachines en op sociale media.
Slide 20 - Slide
Lubach fabeltjesfuik
Wie kan uitleggen wat er wordt bedoeld met "de fabeltjesfuik"
We kijken naar een fragment uit Zondag met Lubach waarin het wordt uitgelegde. fragment 10.30-17.00
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Manipulatie
De situatie in een reclame is natuurlijk niet zoals die in het echt is. Er is sprake van manipulatie.
Manipulatie = Feiten worden met opzet weggelaten of veranderd.
Slide 23 - Slide
nos.nl
Slide 24 - Link
Leg uit waarom hier sprake is van manipulatie
Slide 25 - Open question
Propaganda
Bewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden
Slide 26 - Slide
Indoctrinatie
Mensen langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen opdringen met de bedoeling dat zij deze opvattingen kritiekloos overnemen.
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Manipulatie, propaganda en indoctrinatie
Slide 29 - Slide
Wat is
polarisatie?
Polarisatie: tegenstellingen tussen twee groepen zijn zo groot dat het problemen oplevert.
In tijden van crisis ontstaat er eerder polarisatie.
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Objectief / subjectief
Objectief = feiten, het weergeven zoals het is
Subjectief= je geeft aan wat je ergens van vindt
Slide 32 - Slide
Filterbubbels
Algoritmes en big data > laten je zien wat je wil zien!
Facebook
Google
TikTok
YouTube
Slide 33 - Slide
Selectieve waarneming
Slide 34 - Slide
Stereotypes en vooroordelen
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Video
Zelf aan het werk
Ga naar het werkboek van Essener online.
Maak de opdrachten H1-P3: 1 t/m 8,10,11,14
Slide 37 - Slide
Verdieping
Kunnen we eigenlijk wel weten wat er in het nieuws wel en niet waar is?
Geef jouw mening in de volgende open vraag
Slide 38 - Slide
Kunnen we eigenlijk wel weten wat wel en niet waar is?
Slide 39 - Open question
Tegenlicht
We kijken naar een fragment van het TV programma Tegenlicht. Hierin komt de journalist Christiaan Triebert aan het woord die uitlegt hoe je als journalist met moderne media op zoek kan gaan naar de waarheid (van 02:36- 11.27)
Slide 40 - Slide
www.npostart.nl
Slide 41 - Link
Keuze
Je hebt nu de keuze uit
Verder verdiepen in opsporingstechnieken via www.tegenlicht.nl
Verder gaan met de opdrachten die bij het huiswerk horen
Slide 42 - Slide
Controlevragen
Heb je alles begrepen van deze les?
We checken het aan de hand van 11 meerkeuzevragen
Slide 43 - Slide
Als feiten met opzet worden weggelaten of veranderd, noemen we dat ...
A
Beeldvorming
B
Persvrijheid
C
Manipulatie
D
Privacy
Slide 44 - Quiz
"Alle Russen drinken wodka" is een
A
Stereotype beeld
B
Vooroordeel
C
Vorm van indoctrinatie
D
Vorm van manipulatie
Slide 45 - Quiz
Noord-Koreanen horen steeds maar weer over 'hun geweldige leider' en dat de VS de vijand is. Welk begrip past hier het best bij?
A
Manipulatie
B
Selectieve waarneming
C
Beeldvorming
D
Indoctrinatie
Slide 46 - Quiz
In een reclame wordt verteld hoe lekker een hamburger is maar niet dat er veel vetten in zitten.
A
Indoctrinatie
B
Manipulatie
Slide 47 - Quiz
Onder propaganda verstaan we:
A
dat de massamedia worden gecontroleerd door de machthebbers.
B
dat de media alleen berichten uitzenden om mensen voor bepaalde ideeën te winnen
C
dat de massamedia feiten en meningen verwisselen.
D
dat mensen uit nieuws een selectie maken.
Slide 48 - Quiz
Indoctrinatie is:
A
inspelen op de selectieve perceptie van mensen.
B
het opdringen van eenzijdige opvattingen.
C
het vervormd waarnemen van bepaalde informatie.
D
opzettelijk bepaalde feiten weglaten.
Slide 49 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Een voorbeeld van een indoctrinatie is: “Dikke mensen zijn gezellig.” 2. Je beeldvorming is betrouwbaarder als je meerdere soorten media volgt.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 50 - Quiz
Wat klopt niet?
A
Indoctrinatie is een extreme vorm van manipulatie
B
Indoctrinatie is langdurig eenzijdige meningen doorgeven
C
Indoctrinatie komt voor in Noord-Korea
D
Indoctrinatie gebeurt alleen bij vrouwen
Slide 51 - Quiz
Indoctrinatie heeft alleen met feiten te maken,
A
Juist
B
Onjuist
Slide 52 - Quiz
Wat hebben alle complottheorien gemeen?
A
De meeste dingen zijn echt waar
B
De complottheorien zijn heel vaag beschreven
C
Ze zijn vaak bedacht door mensen die in hun eigen realiteit willen leven
D
Er is geen bewijs dat het waar is
Slide 53 - Quiz
Welke uitspraak over het referentiekader is juist?
A
Dit kader bestaat uit normen, waarden en gedragingen.
B
Hoe diverser de kaders, hoe eenvoudiger het samenleven.
C
Dit kader wordt iedere vier jaar opnieuw vastgesteld.
D
Dit kader is bij vrouwen veelzijdiger dan bij mannen.