This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
inkomensongelijkheid?
Slide 1 - Mind map
Slide 2 - Video
Inkomensongelijkheid..
Hoe rijk zijn we eigenlijk in Nederland?
En hoe ziet armoede eruit?
https://www.gapminder.org/dollar-street/
Slide 3 - Slide
De gemiddelde Nederlander behoort tot de hoeveel procent rijksten ter wereld?
A
2-3% (97% armer)
B
7-9% (92% armer)
C
12-14% (88% armer)
D
18-20% (78% armer)
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Video
Even terug..
In Nederland hanteren wij een progressief belastingstelsel;
naarmate je meer gaat verdienen ga je .. meer belasting betalen
(wat hoort er op de puntjes?)
Werken heffingskortingen ook progressief, oftewel nivellerend?
En aftrekposten?
Slide 6 - Slide
Uitgangspunten verzorgingsstaat Nederland
draagkrachtbeginsel (de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten)
solidariteitsbeginsel (groepsbelang boven individueel belang; zorg voor kwetsbaren in de samenleving)
profijtbeginsel (wanneer je ergens gebruik van maakt, moet je ervoor betalen)
Slide 7 - Slide
https:
Slide 8 - Link
Nivelleren/ denivelleren
Heffingskortingen nivelleren omdat diegeen met een klein inkomen absoluut evenveel, maar relatief meer korting krijgt; het is namelijk inkomensonafhankelijk (een vast bedrag voor iedereen gelijk).
Aftrekposten denivelleren; hogere inkomens hebben hogere aftrekposten (grote hypotheekschulden) en een hoger marginaal tarief (52 ipv 42%)
Slide 9 - Slide
De overheid besluit de algemene heffingskorting te verhogen..
A
de inkomensverschillen worden groter
B
dit nivelleert de inkomensverschillen
C
dit denivelleert de inkomensverschillen
D
de inkomensverdeling blijft gelijk
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Belangrijke voetnoot..
Als economen hebben wij geen politiek waardeoordeel.
Dat betekent dat we een inkomensverdeling niet 'eerlijk of oneerlijk' mogen noemen. Wel scheef/ minder scheef
of gelijk/ ongelijk
Slide 13 - Slide
Maken 4.6 t/m 4.10
* cumuleren= optellen/ opstapelen van percentages
* percentiel/ deciel/ kwintiel= 1%, 10% of 20% van de groep
* berekening blz 25 tabel groep 1 (11%)= 440/ 4000 x 100