4.0 bespreking examenoefening I 3F

Schrijfexamen 3F
Het schrijfexamen op niveau 3F is een test van je schrijfvaardigheid in het Nederlands.

   Lees de opdracht goed door, ook tijdens het schrijven.
   Je krijgt tijdens het examen exact 60 minuten voor twee schrijfopdrachten.
   Op het examen krijg je niet te zien wat jouw volgende opdracht is. Ga daarom niet erg uitweiden/veel meer schrijven dan de opdracht van jou vraagt. 


1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Schrijfexamen 3F
Het schrijfexamen op niveau 3F is een test van je schrijfvaardigheid in het Nederlands.

   Lees de opdracht goed door, ook tijdens het schrijven.
   Je krijgt tijdens het examen exact 60 minuten voor twee schrijfopdrachten.
   Op het examen krijg je niet te zien wat jouw volgende opdracht is. Ga daarom niet erg uitweiden/veel meer schrijven dan de opdracht van jou vraagt. 


Slide 1 - Slide

VANDAAG
.. gaat over wat lastig werd gevonden bij het schrijven.





Slide 2 - Slide

DE SCHRIJFOPDRACHT
Ben jij razend enthousiast over jouw favoriete stad en ken je alle leuke plekken en activiteiten? Word dan stadsgids! Als stadgids leid je mensen rond door jouw stad, laat je ze bijzondere plekken zien en geef je ze verrassende informatie. 
timer
30:00

Slide 3 - Slide

OPHALEN
De titel en ook tussenkopjes krijgen geen punt, komma of dat soort dingen. Wat wel mag is een vraagteken of een uitroepteken. 

Een zin sluit je af met een punt. 

Vóór een signaalwoord staat een komma → omdat, doordat, vanwege, ook, maar. Truc: lees de zin in je hoofd na. Daar waar je een adempauze neemt, hoort een komma. 

Slide 4 - Slide

OPHALEN
Een sollicitatiebrief kent alinea's. Elk (deel)onderwerp heeft een eigen alinea. Binnen die alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door. 

Uitdrukking: naar aanleiding van. 

Landen, plaatsen en talen krijgen een hoofdletter. Eigennamen ook. En mevrouw, meneer, namen van dagen, maanden, jaren? 

Slide 5 - Slide

ONTHOUDEN
Kijk goed naar wat er in de opdracht staat. Aan wie richt je jouw sollicitatie, bijvoorbeeld? Neem vooral de woorden over die in de opdracht staan. Staat er stadstour, dus als één woord met tussen -s, schrijf dat dan ook in jouw tekst. Stadsomroeper. Stadsbus.

Een opleiding volg je. 'Ik volg de opleiding tot bloemist'. 

Vraagje: schrijf je een sollicitatiebrief in alinea's en tussenkopjes? 



Slide 6 - Slide

ONTHOUDEN
'Sommige' gebruik je voor dingen; 'sommigen' schrijf je als het om mensen gaat. Hetzelfde gaat op voor 'andere - anderen', 'beide - beiden'. 
Voorbeeld: 'de meeste mensen - de meesten' 'beide boeken staan in de boekenkast - beiden stapten uit de auto'

► Schrijf cijfers tot twintig uit. Twee in plaats van 2. Negentien i.p.v. 19. Afkortingen ook uitschrijven ;) → M.a.w. wordt ...

Slide 7 - Slide

ONTHOUDEN
Jij weet altijd meer dan de lezer (BOL, opleiding Green Design): licht toe. 

► Schrijf doelgroepgericht! 
De vacature is er, omdat die mensen iemand zoeken. Niet omdat het jou goed uitkomt. 

Bij een sollicitatiebrief schrijf je wervend en informatief

Slide 8 - Slide

ONTHOUDEN
(onderwerpsregel) Sollicitatie naar de vacature van stadsgids

'Heel erg uniek'. 'De klant en de mensen'. 'Me verhaal'. 
Valt iets op? 

Spelling: hbo, mbo, de opleiding Green Design, de functie stadsgids.

De verwijswoorden. Deze, die, dat, wat. Wanneer gebruik je welk verwijswoord?
meisje; jongen; zusje; tafel; gezichten; tasje.

Slide 9 - Slide

ONTHOUDEN
Als je opsomt of iets uitlegt, dan hoort daar een dubbele punt bij. Je kunt ook een komma zetten en 'zoals' schrijven. → : zoals is dubbelop en dus niet goed. 

Géén komma voor het voegwoord [en] + [of].

Bijlage: cv (zonder punt erachter)
Wat staat er in de cv? Schrijf je dat ook in jouw sollicitatiebrief? 

Slide 10 - Slide

TIPS
► Lees jouw tekst altijd na. Dan merk je of je iets vergeten hebt, zoals een punt aan het einde van de zin. Of een woord. 

► Jat woorden uit de opdracht. Je mag ervan uitgaan dat die goed geschreven zijn. 

Let erop hoe een bedrijf z'n eigen naam schrijft. Zo schrijf jij 'm ook. 
► Hoe schrijft de onderwijsinstelling waar je studeert haar naam? 

► Schrijf actief, in de tegenwoordige tijd. 

Slide 11 - Slide

TOPS
Woordkeuze

De informatie in de alinea's. 
De werkwoordspelling.
De meeste afsluitende zinnen en de meeste openingszinnen.
Géén <hun> als onderwerp (applaus).

NB waar ben je de vacature tegengekomen? Heb je van tevoren gebeld? 
► noemen!




Slide 12 - Slide

EINDE VAN DE LES

Slide 13 - Slide