This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Verzorging: veiligheid thuis
Verzorging voor jou, thema 5, les 4
Slide 1 - Slide
Veiligheid thuis.
Heel veel ongelukken gebeuren thuis. Daarvoor moeten elk jaar ongeveer 225.000 mensen naar een arts. Elk jaar overlijden ongeveer tweehonderd mensen door een ongeluk in huis.
Dit komt door:
- onveilig gedrag
- onveilige omgeving
- onveilig materiaal
Slide 2 - Slide
Hoeveel mensen overlijden er per jaar door een ongeluk(je) in hun eigen huis?
A
100
B
200
C
50
D
300
Slide 3 - Quiz
Gedrag, omgeving en materiaal.
Met onveilig gedrag wordt roekeloosheid bedoeld. Bijvoorbeeld het gas van het fornuis per ongeluk aan laten staan. Of jezelf verwonden tijdens het koken.
Met een onveilige omgeving wordt de ruimte bedoeld. Bijvoorbeeld een hoge trap in huis, zonder traphekje om je kleine kind achter te houden.
Met onveilig materiaal worden spullen bedoeld die niet goed zijn. Een kapot elektrisch apparaat, of een fles schoonmaakmiddel met chemicaliën erin.
Slide 4 - Slide
Wat is een voorbeeld van onveilig gedrag?
A
Een lampje die veel te heet wordt, en na twee uur uit elkaar knapt.
B
Een schommel waarvan het touw niet zo sterk meer blijkt te zijn als vroeger.
C
Een blender die kapot gaat, en daarbij een elektrische schok afgeeft.
D
Een hout-zaag gebruiken om een metalen buis door te zagen.
Slide 5 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een onveilige omgeving?
A
Chloor in het keukenkastje dat er vrolijk uit ziet, zoals een fles frisdrank.
B
Het kabeltje van een lamp dat doormidden wordt gebeten door je huisdier.
C
Een badkamervloer die
kletsnat is na het douchen.
D
Een hamer die beschadigd is en spullen bekrast.
Slide 6 - Quiz
Hoe kan dit veiliger?
Slide 7 - Open question
Hoe kan dit veiliger?
Slide 8 - Open question
Waarom
is dit
onveilig?
Slide 9 - Open question
Soms heb je een huishoudtrap nodig. Gebruik altijd een veilige trap. Deze staat stevig, zodat het niet omvalt.
Een veilige trap heeft ook brede treden en een beugel. Zodat je je kan vasthouden.
Slide 10 - Slide
Welke is veiliger?
A
De zilveren trap.
B
De zwarte trap.
C
Ze zijn even veilig.
D
Ze zijn allebei onveilig.
Slide 11 - Quiz
Waarom zijn chloor (bleekwater) en spiritus gevaarlijk?
A
Omdat het stinkt, en je neus er slechter van gaat ruiken.
B
Omdat het giftig is. Je mag het niet in je ogen of mond krijgen.
C
Omdat het niet in de gootsteen mag komen.
D
Omdat het alleen mag worden gebruikt voor grondige reiniging.
Slide 12 - Quiz
Mark heeft een diepe wond in zijn duim. Zijn aardappelmesje schoot uit.
Thijs is vier jaar. Hij heeft een schoonmaakmiddel gedronken
Sylvia gooide spiritus op de barbeque. Ze heeft ernstige brandwonden.
Gerrit kreeg een stroomschok. De stekker was kapot.
Mohammed is maar drie jaar geworden. Hij is verdronken in een vijver in de tuin
Laat jonge kinderen nooit alleen
in de buurt van water.
Steek een barbecue aan het aanmaakblokjes.
Wanneer je met scherpe voorwerpen werkt, werk dan altijd van je af.
Zet gevaarlijke
stoffen hoog weg,
of in een
afgesloten kast.
Zorg voor veilige elektrische apparaten, die niet defect zijn.
Slide 13 - Drag question
Koop je een apparaat?
Let dan op de CE markering. Dat is een merkteken,
waardoor je weet dat een apparaat veilig is.
Slide 14 - Slide
Wat zegt dit merkteken?
A
Dat een product duur is.
B
Dat een product veilig is.
C
Dat een product mooi is.
D
Dat een product goed betaalbaar is voor klanten.
Slide 15 - Quiz
Gas
Gas kan ook gevaarlijk zijn. Door een gaslek kan een ontploffing of brand ontstaan. Gas kun je ruiken.
Ruik je gas? Controleer of het fornuis uit staat.
Ruik je nog steeds gas? Draai dan de hoofdkraan dicht.
Deze zit in de meterkast.
Slide 16 - Slide
Gevaarlijke schoonmaakmiddelen.
Wil je weten of een schoonmaakmiddel gevaarlijk is?
Kijk dan op het etiket. Op het etiket van elke gevaarlijke stof staan gevaarsymbolen.
Slide 17 - Slide
Explosief
Ontvlambaar
Giftig
Schadelijk of irriterend
Bijtend
Slide 18 - Drag question
Laatste vraag: wat moet je doen als iemand schoonmaakmiddel binnenkrijgt?