This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Can/Could/To be able to/To be allowed to
Telefoons in de telefoontas
Slide 1 - Slide
Today's programme
1. Boek lezen
2. Newsround
3. Can/could/to be able to/ to be allowed to
4. www.impactoponderwijs.nl
5. Round-off
Slide 2 - Slide
Today's aim
At the end of this lesson I know the difference between can/could/to be able to and to be allowed to.
Slide 3 - Slide
Wat is jouw doel? Wat wil je leren en wat wil je kunnen aan het eind van de les.?
Slide 4 - Open question
Read for 10 minutes
Slide 5 - Slide
Newsround
Slide 6 - Slide
Uitleg over can/could/to be able to/ to be allowed to
Vandaag krijgen jullie een uitleg en morgen gaan jullie oefenen.
Slide 7 - Slide
Wat is het nou ?
Om aan te geven dat iets mag of kan, kun je, can/could/to be able to en to be allowed to gebruiken. Daarna komt het hele . werkwoord
Slide 8 - Slide
can/can't/cannot
Betekent: kunnen/mogen
Je kunt can/can't alleen gebruiken in de present simple.
Bijv. Can you open this jar?
Slide 9 - Slide
Could/couldn't
Betekent: zou kunnen, verleden tijd van can, beleefd vragen om hulp/toestemming
Je kunt het alleen gebruiken in de present simple en past simple
Bijvoorbeeld: It could be a problem
I couldn't finish it yesterday.
Slide 10 - Slide
To be able to
Betekent: kunnen/in staat zijn
Je kunt to be able to gebruiken in alle tijden. To be able to gebruik je dan ook vooral als je can of could niet kunt gebruiken, bijvoorbeeld in de future met will:
Bijvoorbeeld: I can't walk the dog today (present simple). I will not be able to wall the dog tomorrow. (future)
Slide 11 - Slide
To be allowed to
Betekent: mogen/toestemming hebben
Je kunt to be allowed gebruiken in alle tijden. To be allowed gebruik je dan ook vooral als je can of could niet kunt gebruiken, bijvoorbeeld in de future met will.
bijv. You can't open the window (present simple). You won't be allowed to open the window. (future)