HH persoonlijke voornaamwoorden ontleden
1 / 11
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
das Gleis
der Bus
die Gehweg
die Kreuzung
das Flugzeug
die Fähre
der Kreisverkehr
der Zug
die U-Bahn
die Straßenbahn
Slide 2 - Drag question
Naar welke woordsoort ga je al eerste opzoek als je de de naamval van het persoonlijke voornaamwoord wilt bepalen?
Slide 3 - Open question
Als je geen voorzetsel gevonden hebt, wat ga je dan doen?
Slide 4 - Open question
In welke volgorde ga je op zoek naar de volgende zinsdelen bij het ontleden?
1
2
3
4
Meewerkend voorwerp
Gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Slide 5 - Drag question
Wat is het gezegde in de onderstaande zin?
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
A
hast
B
du gesehen
C
hast gesehen
D
(hem) ____
Slide 6 - Quiz
Wat is het onderwerp in de onderstaande zin?
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
A
hast
B
du
C
hast gesehen
D
(hem) ____
Slide 7 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de onderstaande zin?
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
A
hast
B
du
C
hast gesehen
D
(hem) ____
Slide 8 - Quiz
Welk persoonlijke voornaamwoord moet je invullen?
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
"Hast du (hem) ____ gesehen?"
A
ihm
B
ihn
C
er
D
ihnen
Slide 9 - Quiz
Welk persoonlijke voornaamwoord moet je invullen?
"Gibst du (haar) ____ die Karte?"
"Gibst du (haar) ____ die Karte?"
A
sie
B
es
C
ihr
D
ich
