Tussenstop 3: Woordenschat

Tussenstop 3
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Tussenstop 3

Slide 1 - Slide

Wat betekent metamorfose?
A
gedaanteverandering
B
uitvergroting
C
uitzaaiing
D
ontwikkeling

Slide 2 - Quiz

Wat betekent archaïsch?
A
toekomstgericht
B
versleten
C
verouderd
D
betuttelend

Slide 3 - Quiz

Wat betekent vergen?
A
poetsen
B
boos worden
C
vragen
D
vluchten

Slide 4 - Quiz

Tekst
fez
kiel

hoofddeksel

Turkije, Marokko

kwastje

bescherming tegen vuil


werkplaats

overkleding

Slide 5 - Drag question

Wat betekent essentie?
A
vloeistof
B
geur
C
doel
D
kern

Slide 6 - Quiz

hyper
tragisch

negatief

ongeval

verdriet

extreem


buitensporig

uitermate

Slide 7 - Drag question

Wat betekent conventie?
A
algemene regel
B
klooster
C
kostschool
D
samenwerking

Slide 8 - Quiz

essentieel
ingenieus

belangrijk

tot de kern behorend

noodzakelijk

vernuftig

vindingrijk

scherpzinnig

Slide 9 - Drag question

Wat betekent instrueren?
A
bevruchten
B
vaccineren
C
zeggen wat iemand moet doen
D
bloed verliezen

Slide 10 - Quiz

Gebruik het woord berispen in een verklarende zin

Slide 11 - Open question

Wat betekent koter?
A
goede vriend
B
slechte vriend
C
lievelingsdier
D
kind

Slide 12 - Quiz

Gebruik het woord krachtpatser in een verklarende zin

Slide 13 - Open question

Wat betekent colonne?
A
zuil
B
aaneengesloten rij
C
geurwater uit Keulen
D
darmstelsel

Slide 14 - Quiz

Wat betekent in het kielzog van?
A
in naam van
B
in navolging van
C
afhankelijk van
D
los van

Slide 15 - Quiz