This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Ik heb alle vragen over Karakter gemaakt
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Ik ben blij dat ik nu uitleg krijg over leesvaardigheid
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
hoe ziet de toets eruit?
Tekst 1 met 8-12 vragen
tekstfragment (reactie op tekst 1) met 2-5 vragen
Slide 4 - Slide
wat voor soort vragen?
Examenvragen! Bijvoorbeeld:
De tekst is op te delen in 5 stukken.
Met welke alinea begint deel 4.
Welke zin geeft de hoofdgedachte het beste weer?
Geef de tegenstelling in alinea 3 en 4 weer.
Leg het verschil tussen A en B uit.
Slide 5 - Slide
Theorie & Tips
Slide 6 - Slide
Soort tekst
Herken de tekstsoort
(uiteenzetting, beschouwing, betoog of een mix)
en bepaal het schrijfdoel van de tekst
(amuseren, informeren, opiniëren, overtuigen en activeren).
Slide 7 - Slide
Rode draad
Met behulp van de belangrijkste zinnen, de kernzinnen en het zoeken naar hoofdgedachten van alinea’s, vind je de rode draad van de tekst, de gedachtegang van de schrijver. Op die manier krijg je grip op een ingewikkelde tekst. Pas nadat je de hoofdgedachte hebt gevonden, ga je de bijzaken eraan koppelen.
Vaak staan kernzinnen aan het begin of einde van een alinea.
Slide 8 - Slide
Let op signaalwoorden en denk na over de functie van een tekst(-gedeelte)
Signaalwoorden in de tekst geven tekstverbanden aan. Veel vragen hebben betrekking op verbanden tussen zinnen en/of alinea's.
Slide 9 - Slide
Voorkom onnodige fouten
Voorkom onnodige fouten zoals:
Te veel woorden noteren (schrijf een korte samenvatting in een kladversie/herhaal de vraag in je antwoord);
Noteren van een citaat (zinnen of zinnen);
Onduidelijke/onleesbare woorden/letters;
Lees eerst de hele tekst voordat je aan de vragen begint;
Beantwoord open vragen met informatie uit de tekst;
Sla nooit een vraag over.
Slide 10 - Slide
Hoe is het met jullie kennis gesteld?
Slide 11 - Slide
De hoofdgedachte van een tekst is ....
A
het onderwerp van een tekst
B
de belangrijkste alinea
C
in een zin samengevat waar de tekst over gaat
D
de kernzin van de eerste alinea
Slide 12 - Quiz
Welke functies kan een titel hebben?
A
activeren
B
teasen
C
informeren
D
overtuigen
Slide 13 - Quiz
een betoog wordt een activerende tekst door een ...
A
argument
B
standpunt
C
oproep
D
voorbeeld
Slide 14 - Quiz
om ... te, door te, opdat, door middel van, daarmee, daartoe, teneinde, met als doel
A
Voorwaarde
B
argumentatie voor argumenten die andere argumenten verdedigen
C
Doel / middel
D
Conclusie
Slide 15 - Quiz
Bij een column in de krant of een ingezonden brief hoort het tekstdoel:
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren/overhalen
Slide 16 - Quiz
Een inleiding kan verschillende functies hebben. Welke functie heeft de inleiding niet?
A
het onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
een korte samenvatting geven
D
een advies geven
Slide 17 - Quiz
Aanbeveling
A
de schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in de praktijk wordt toegepast
B
de schrijver geeft aan wat hij wil bereiken
C
de schrijver toont aan dat een bewering of argumentatie niet juist is
D
de schrijver komt tot een goede raad of advies, meestal aan einde artikel
Slide 18 - Quiz
Wat wordt bedoeld met: 'Citeer een zinsgedeelte uit de tekst'
A
neem 1 zin uit de tekst over
B
neem 1 woord uit de tekst over
C
neem een stukje zin uit de tekst over
D
neem een paar zinnen uit de tekst over
Slide 19 - Quiz
Wat wordt bedoeld met 'de aanleiding van een tekst'
A
Lezers aanraden om iets wel of niet te doen
B
De reden waarom iemand over een onderwerp schrijft.