frans

Hoofdstuk 5
De ontkenning, vragen stellen
Door Jasper/Ali
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5
De ontkenning, vragen stellen
Door Jasper/Ali

Slide 1 - Slide

De ontkenning in het Frans

Slide 2 - Slide

De andere vormen
  • Ne plus = niet meer
  • Ne  Jaimas = nooit
  • Ne rien = niets
  • Ne pas encore = nog niet

Slide 3 - Slide

Bijvoorbeeld: 
  • Je ne travaille plus ici. (Ik werk hier niet meer. )
  • Il ne vient jamais aux réunions. (Hij komt nooit naar de vergaderingen.)
  • Elle ne sait rien sur ce sujet. (Ze weet niets over dit onderwerp.)
  • Nous n'avons pas encore fini le projet. (We zijn het project nog niet klaar.)
  • Tu ne comprends pas encore les règles. (Je begrijpt de regels nog niet.)
  • Tu ne comprends pas cette question. (Je begrijpt deze vraag niet.)

Slide 4 - Slide

Stap 1: op zoek naar de persoonsvorm
  • Je ne travaille plus ici. (Ik werk hier niet meer. )
  • Il ne vient jamais aux réunions. (Hij komt nooit naar de vergaderingen.)
  • Elle ne sait rien sur ce sujet. (Ze weet niets over dit onderwerp.)
  • Nous n'avons pas encore fini le projet. (We zijn het project nog niet klaar.)
  • Tu ne comprends pas encore les règles. (Je begrijpt de regels nog niet.)
  • Tu ne comprends pas cette question. (Je begrijpt deze vraag niet.)

Slide 5 - Slide

Stap 2: ne en pas/jamais enz. achter pv
  • Je ne travaille plus ici. (Ik werk hier niet meer. )
  • Il ne vient jamais aux réunions. (Hij komt nooit naar de vergaderingen.)
  • Elle ne sait rien sur ce sujet. (Ze weet niets over dit onderwerp.)
  • Nous n'avons pas encore fini le projet. (We zijn het project nog niet klaar.)
  • Tu ne comprends pas encore les règles. (Je begrijpt de regels nog niet.)
  • Tu ne comprends pas cette question. (Je begrijpt deze vraag niet.)

Slide 6 - Slide

Wat is de juiste ontkenning?
A
Je ne suis pas en forme.
B
Je ne suis plus en forme.
C
Je ne suis pas encore en forme.
D
Je ne suis Jamais en forme.

Slide 7 - Quiz

Wat is niet waar over de ontkenning?
A
bestaat uit ne...pas
B
je zet het om het eerste werkwoord van de zin
C
soms zet je ne en pas achter elkaar
D
met ne ... pas zet je een zin in de ontkenning

Slide 8 - Quiz

wat is NIET de juiste ontkenning?
A
je ne vais pas au lit.
B
je ne reste plus á la maison.
C
mais je ne suis jamais malade.
D
je n'ai plus d'énergie.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

Bijvoorbeeld:
  • habites-tu ? (Waar woon je?)
  • Quand viens-tu me voir ? (Wanneer kom je me bezoeken?)
  • Comment fais-tu cela ? (Hoe doe je dat?)
  • Combien d'argent as-tu ? (Hoeveel geld heb je?)
  • Pourquoi as-tu choisi ce restaurant ? (Waarom heb je voor dit restaurant gekozen?)
  • Qui est ton professeur de français ? (Wie is jouw Franse leraar?)

Slide 11 - Slide

En zonder vraagwoord:
Gewone zin: Tu parles français. (Je spreekt Frans.)

Vraagzin: Parles-tu français ? (Spreek je Frans?)

Gewone zin: Il va au parc. (Hij gaat naar het park.)
Vraagzin : Va-t-il au parc ? (Gaat hij naar het park?)

Gewone zin: Vous avez faim. (Jullie hebben honger.)

Vraagzin (Est-ce que): Est-ce que vous avez faim ? (Hebben jullie honger?)


Slide 12 - Slide

Hoe maak je een zin vragend?
A
door je stem omhoog te laten gaan aan het eind van een zin.
B
door een vraagwoord te gebruiken
C
door est-ce que in combinatie met een vraagwoord te gebruiken.
D
door est-ce que voor een zin te zetten

Slide 13 - Quiz

Wat zijn de vraagwoorden in het Frans? kies er 1
A
et
B
encore
C
combien
D
aussi

Slide 14 - Quiz

de Franse vraag zonder vraagwoord
wat is NIET correct ?
A
Tu fais du sport ?
B
Du sport tu fais ?
C
Fais-tu du sport ?
D
Est-ce que tu fais du sport ?

Slide 15 - Quiz

de Franse vraag MET vraagwoord
wat is NIET correct ?
A
Tu habites où ?
B
Où tu habites ?
C
Est-ce que où tu habites ?
D
Où est-ce que tu habites ?

Slide 16 - Quiz

Welk vraagwoord:
________ habites-tu?
A
Comment
B
Combien
C
D
Qui

Slide 17 - Quiz