This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et
bienvenue!!
Slide 1 - Slide
Les buts du cours
Aan het einde van de les...
Weet je wat Avoir betekent
Ken je de vervoegingen van het werkwoord Avoir
Heb je netjes in je schrift aantekeningen gemaakt
Ken je de persoonlijke voornaamwoorden
Slide 2 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
Je - Ik
Tu - Jij
il - Hij
elle - Zij
on - Wij
nous - Wij
vous - Jullie/u
ils/elles - Zij (meervoud)
Slide 3 - Slide
Verschil ils/elles
Elles: Gebruik je wanneer het over vrouwelijke woorden/namen gaat. Is er een mannelijk woord bij betrokken, dan gebruik je ils.
Ils: Gebruik je wanneer het over mannelijk woorden/namen gaat.
Slide 4 - Slide
Het werkwoord avoir (hebben)
Het werkwoord hebben is in het Frans avoir. Dit werkwoord is onregelmatig. Dat betekent dat je het rijtje uit je hoofd moet leren omdat er geen handige regel voor is.
Slide 5 - Slide
Avoir
Je/j' ai Ik heb
Tu as Jij hebt
Il a Hij heeft
Elle a Zij heeft
On a We hebben/men heeft
Nous avons Wij hebben
Vous avez Jullie hebben/U heeft
Ils/elles ont Zij hebben
Slide 6 - Slide
Namen en dingen
Je kunt een naam of een ding vervangen door il / elle
Je kunt meerdere namen of dingen vervangen door ils / elles
net als in het Nederlands.
Adam a / Il a Hugo et Adam ont / Ils ont
Sophie a / Elle a Sophie et Céline ont / Elles ont
Slide 7 - Slide
Vertaal: Ik heb
A
Tu as
B
J'ai
C
Nous avons
D
Elle a
Slide 8 - Quiz
Vertaal: U heeft
A
Vous avez
B
Tu as
C
Nous avons
D
Ils ont
Slide 9 - Quiz
Wat betekent ''avoir'' ?
A
Hebben
B
Gaan
C
Zijn
D
Doen/maken
Slide 10 - Quiz
Les buts du cours
Aan het einde van de les...
Weet je wat Avoir betekent
Ken je de vervoegingen van het werkwoord Avoir
Heb je netjes in je schrift aantekeningen gemaakt
Ken je de persoonlijke voornaamwoorden
Slide 11 - Slide
Verbuga.eu
Oefenen met werkwoorden vervoegen
Kolom 1: Selecteer de tijd waarmee je wilt oefenen (présent)