This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
15.3 Het gezichtzintuig
lichtbreking
veraf en dichtbij
scherp zien
afstand schatten
Slide 1 - Slide
Een lichtstraal valt op het oog.
Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.
Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogkamer
Slide 2 - Drag question
Slide 3 - Slide
Hoornvlies
Bescherming tegen vuil en ziekteverwekkers.
Iris
Regelt hoeveel licht er wordt doorgelaten
Lens
Zorgt voor lichtbreking. Het zorgt dat het beeld scherp valt op de plek waar jij een scherp beeld wilt hebben. Zo kun je gaan focussen.
Voorste oogkamer
Deze voorste oogkamer is gevuld met vloeistof. Dit levert druk op op de lens zodat die goed kan blijven werken.
Harde oogrok / harde oogvlies
Bescherming van de oogbol.
lensbandjes
Zorgt ervoor dat de lens boller of langer wordt waardoor je kunt gaan scherpstellen (accomoderen).
Oogspier
Zorgt dat het oog kan bewegen.
netvlies
Hier liggen de zintuigcellen die je beeld helder maken (vertalen van de informatie die binnenkomt naar het beeld dat je ziet).
vaatvlies
Regelt dat de juiste voedingsstoffen bij je oog komen vanuit de bloedbaan.
Glasachtig lichaam
Gelachtige substantie die zorgt voor druk op de lens.
Blinde vlek
Hier is geen zicht, de oogzenuw verlaat hier het oog.
Gele vlek
(niet echt geel), hier heb je het scherpste zicht.
Zenuwbundel / oogzenuw
Hier komen alle signalen vanuit de zintuigcellen samen en verstuurt dit naar de hersenen.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Welke situatie is hier van toepassing?
A
Verziend; een bril met bolle lenzen nodig
B
Verziend; een bril met holle lenzen nodig
C
Bijziend; een bril met bolle lenzen nodig
D
Bijziend; een bril met holle lenzen nodig
Slide 6 - Quiz
bijziend en verziend
Slide 7 - Slide
bijziend
dichtbij scherp zien.
verweg onscherp.
oogbol te lang.
oplossing: holle lens (-)
Slide 8 - Slide
Verziend
Van veraf zie je scherp, dichtbij niet.
oogbol is te kort
Beeld valt achter het netvlies.
Slide 9 - Slide
Verziend en bijziend
Bolle lenzen (positieve bril) convergeren licht bij een verziend "oog".
Holle lenzen(negatieve bril) divergeren licht bij een bijziend "oog"
Slide 10 - Slide
Optisch chiasma, 87C4
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
kort testje
Slide 13 - Slide
Als je geen kleine lettertjes meer kunt lezen, ben je.....
A
bijziend
B
slechtziend
C
verziend
Slide 14 - Quiz
Hiernaast zie je het oog van iemand die
A
bijziend is.
B
verziend is.
C
blind is.
D
oudziend is.
Slide 15 - Quiz
Welke situatie is hier van toepassing?
A
Verziend; een bril met bolle lenzen nodig
B
Verziend; een bril met holle lenzen nodig
C
Bijziend; een bril met bolle lenzen nodig
D
Bijziend; een bril met holle lenzen nodig
Slide 16 - Quiz
Esther is verziend. Als zij zonder bril naar een kerktoren in de verte kijkt, dan ...
A
valt het beeld van de toren achter het netvlies als zij accommodeert
B
valt het beeld van de toren op het netvlies als zij accommodeert
C
valt het beeld van de toren op het netvlies zonder te accommoderen
D
valt het beeld van de toren voor het netvlies zonder te accommoderen
Slide 17 - Quiz
Je kijkt naar een voorwerp dat vanaf een afstand van 1m steeds verder weg beweegt. Wat gebeurt er met het straalvormig lichaam en de lensbandjes?
A
Het straalvormig lichaam spant aan en de lensbandjes worden strakker gespannen
B
Het straalvormig lichaam spant aan en de lensbandjes worden minder strak gespannen
C
Het straalvormig lichaam ontspant en de lensbandjes worden strakker gespannen
D
Het straalvormig lichaam ontspant en de lensbandjes worden minder strak gespannen