Formuleren 2.1

Doel
Je gebruikt het juiste getal (enkelvoud of meervoud) voor de persoonsvorm.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel
Je gebruikt het juiste getal (enkelvoud of meervoud) voor de persoonsvorm.

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm
Hanny lust geen kip.

Slide 2 - Mind map

Wat is het onderwerp?
Hanny lust geen kip

Slide 3 - Mind map

Wat is een persoonsvorm? 


De persoonsvorm (pv) laat zien wat er gebeurt in de zin, wat iemand doet. 

Het is het belangrijkste werkwoord in de zin. 

GEEN PERSOON!!!

Slide 4 - Slide

Hoe vind je de dit werkwoord (pv)? 

Slide 5 - Slide

Onderwerp
Wie doet iets of wat doet iets in de zin? 

Wie of wat plus pv.. /gezegde

Slide 6 - Slide

Joost gaat naar de bios.
A
Pv: gaat, onderwerp bios
B
Pv: gaat, onderwerp Joost
C
Pv: joost, onderwerp bios

Slide 7 - Quiz

Helaas had Nederland weer verloren.
A
Pv: helaas, onderwerp: weer
B
Pv: Nederland, onderwerp: helaas
C
Pv: had verloren, onderwerp: Nederland
D
Pv: had, Onderwerp: Nederland

Slide 8 - Quiz

Het gaat wel eens mis in zinnen.

Pv en onderwerp staan niet gelijk qua enkelvoud of meervoud. 

De schapen gaat naar de stal.
De schapen gaan naar de stal.

schapen: meervoud
pv moet dan ook meervoud zijn! 

Hier zie je het direct.. maar dat is soms lastig. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Het onderwerp lijkt hier meervoud
een kudde schapen gaan naar de stal. 

Fout! 

kudde is 1 groep: enkelvoud

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Een zwerm vogels vlogen langs school.
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quiz

Het aantal mensen dat hier voetbal kijkt/kijken, is ....
A
kijkt
B
kijken

Slide 16 - Quiz

De helft van de aanwezigen verlaten de wedstrijd vanwege de teleurstellende resultaten.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

Dit jaar zijn het aantal veranderingen op school wel erg groot.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

De media besteedt veel tijd aan het EK.
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Hoe goed snap je dit nu?
cijfer 1 - 10

Slide 21 - Mind map