Economie Hoofdstuk 2

Vandaag......
  • Herhaling
  • Uitleg opdracht 28 t/m 32
  • Huiswerk controleren t/m opdracht 27
  • Maken opdrachten 28 t/m 32
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Economie, detailhandel, logistiekPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vandaag......
  • Herhaling
  • Uitleg opdracht 28 t/m 32
  • Huiswerk controleren t/m opdracht 27
  • Maken opdrachten 28 t/m 32

Slide 1 - Slide

Kopen is ruilen
Als je iets koopt dan betaal je met geld. Geld is daarom een ruilmiddel. Als je geld gebruikt bij het ruilen heet dat
  indirecte ruil.

Slide 2 - Slide

Directe ruil
Je kunt ook ruilen zonder geld dat noem je directe ruil.
Bijvoorbeeld een playstation game ruilen tegen een X-box game.

Slide 3 - Slide

Je betaalt geld voor een broek
A
Directe ruil
B
indirecte ruil

Slide 4 - Quiz

Je ruilt bloemen voor een maaltijd
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 5 - Quiz

Saldo
Het saldo op je bankrekening verandert als je geld ontvangt (de ontvangsten) of uitgeeft (de uitgaven)

Slide 6 - Slide

Je saldo is €100,-
Je ontvangt €20,- zakgeld
Je geeft €15,- uit aan games
Wat is je nieuwe saldo?

Slide 7 - Open question

Betalen
  • Contant betalen
  • Electronisch betalen 

Slide 8 - Slide

Welke manieren zijn er om
Electronisch te betalen?

Slide 9 - Mind map

Hoe wordt er online betaalt?

Slide 10 - Mind map

Wat is sparen?

Slide 11 - Open question

3 Functies van geld
  1. Ruilmiddel (wanneer je iets koopt)
  2. Spaarmiddel (Wanneer je geld bewaart om later uit te geven)
  3. Rekenmiddel (De waarde van iets aangeven een X box kost € 300,-)

Slide 12 - Slide

Huiswerk volgende week
  • Maken t/m opgave 34
  • Toets hoofdstuk 2.1 en 2.2 

Slide 13 - Slide