This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Veel energie wordt uit fossiele brandstoffen gehaald. Welke brandstof wordt vooral gebruikt voor de verwarming van gebouwen?
A
aardgas
B
aardolie
C
dieselolie
D
steenkool
Slide 1 - Quiz
In welke eenheid wordt energie meestal gemeten?
A
ampère
B
joule
C
volt
D
watt
Slide 2 - Quiz
Door beweging krijgen voorwerpen energie. Waar hangt de hoeveelheid energie van een bewegend voorwerp van af?
A
alleen van de snelheid
B
van de snelheid en de massa
C
van de snelheid en het volume
D
van het volume en de massa
Slide 3 - Quiz
In het Windpark Wieringermeer staat een windturbine met een maximaal elektrisch vermogen van 7,5 MW. Hoeveel joule elektrische energie kan deze turbine per seconde leveren?
A
7,5 J
B
7500 J
C
7 500 000 J
D
7 500 000 000 J
Slide 4 - Quiz
waar
waar
niet waar
niet waar
niet waar
Zonne-energie wordt gebruikt om stralingsenergie op te wekken.
Zonne-energie wordt chemische energie genoemd.
Voorwerpen die zonne-energie absorberen, worden warm.
Planten zetten zonne-energie om in koolstofdioxide en water.
Planten zetten zonne-energie om in chemische energie.
Slide 5 - Drag question
Welke bewering over zonnecollectoren is waar?
A
Een zonnecollector bestaat uit een groot aantal zonnecellen
B
Een zonnecollector slaat zonne-energie op in water.
C
Een zonnecollector zet zonlicht om in elektrische energie.
D
Een zonnecollector zet zonnewarmte om in elektrische energie.
Slide 6 - Quiz
Een zonnepaneel wordt getest. Als er 500 W aan stralingsenergie op het paneel valt, levert dit 450 W warmte op. De rest van de stralingsenergie wordt omgezet in elektrische energie.
Hoe groot is het rendement van het zonnepaneel?
A
90 %
B
50 %
C
11 %
D
10 %
Slide 7 - Quiz
Met welke formule bereken je het rendement?
Slide 8 - Open question
Waar
Waar
waar
niet waar
niet waar
niet waar
Als je een voorwerp optilt, zet je zwaarte-energie om in bewegingsenergie.
Als een voorwerp valt, verliest het zwaarte-energie.
Als twee voorwerpen op dezelfde hoogte staan, hebben ze evenveel zwaarte-energie.
Slide 9 - Drag question
Hans hijst een betonblok van 50 kg op. Als het blok precies 20 m hoog is, stopt Hans met hijsen. Hoeveel zwaarte-energie heeft het blok dan gekregen? tip denk aan je breking.
Slide 10 - Open question
De hoeveelheid energie wordt aangegeven in joule (J). Soms is dat geen handige eenheid. Je kunt dan de kJ of de MJ gebruiken. Neem over en vul in: En stuur een foto van je antwoord in.
Slide 11 - Open question
Voor verschillende soorten energie moet je de formules kennen waarmee je de hoeveelheid energie kunt berekenen. Met de formule voor de zwaarte-energie kun je ook de massa van een voorwerp berekenen. a Hoe moet je de formule dan opschrijven?
Met de formule voor de hoeveelheid elektrische energie kun je ook de stroomsterkte berekenen. b Hoe moet je de formule dan opschrijven?
Slide 12 - Open question
Tijmen heeft een model gemaakt van een waterkrachtcentrale. Hij wil het rendement van zijn model bepalen. Tijmen laat 8 L water (= 8 kg) door zijn model stromen. Het water valt 30 cm naar beneden. a Bereken de hoeveelheid opgenomen energie van de modelcentrale.
De opstelling levert 5 s lang elektrische energie. De spanning is 3,5 V. De stroomsterkte is 0,1 A. b Bereken het rendement van deze opstelling.
Slide 13 - Open question
In de afbeelding zie je een zonnecollector. a Met welk nummer wordt de warmtewisselaar aangegeven? b Wat is de functie van het onderdeel met nummer 2?