This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Wat is de definitie van een title tag?
A
De opmaak van de titel in een document
B
De titel die getoond wordt op een website
C
De titel die getoond wordt in de zoekresultaten
D
De naam een website die getagd wordt
Slide 1 - Quiz
Hoe komt een juiste en effectieve title tag tot stand?
A
Google bepaalt dit aan de hand van de informatie op de webpagina
B
De webbouwer bepaalt dit door het markeren van een Hl header
C
De webbouwer bepaalt dit door het opgeven van de juiste titel in het CMS systeem
D
Google toont deze na opgave in de Google webmastertools
Slide 2 - Quiz
Als een gebruiker een aankoop verricht op je website dan spreken we over:
A
Conversie
B
Content
C
Rijk content profiel
D
Sales
Slide 3 - Quiz
Hieronder vind je 2 stellingen. Welke stelling is waar ? . Stelling 1: "Een sidebar wordt bij voorkeur gebruikt voor contactinformatie" . Stelling 2: "Een heatmap geef aan welke delen van een webpagina het meest worden bekeken
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 4 - Quiz
Welk van de onderstaande stellingen is het meest van toepassing?
A
Een long tail zoekwoord heeft een hoog zoekvolume en veel concurrentie
B
Een long tail zoekwoord heefteen laag zoekvolume maar veel
concurrentie
C
Een long tail zoekwoord heeft een hoog zoekvolume en weinig concurrentie
D
Een long tail zoekwoord heeft een laag zoekvolume en weinig concurrentie
Slide 5 - Quiz
Waar of Niet waar
"Een footer is het onderste gedeelte van een webpagina waarop eventuele contactinformatie wordt vermeld"
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Het zoekresultaat bestaat uit:
A
Title, Alt tag en Url
B
Description, Alt tag en url
C
Title, url en header
D
Title, Url en Description
Slide 7 - Quiz
Het hulpprogramma van Google kun je gebruiken om zoekwoorden te analyseren. Bij deze analyse kun je de volgende informatie ophalen:
A
Alleen zoekwoordsuggesties
B
Alleen maandelijks zoekvolume
C
Zoekwoordsuggesties en maandelijks zoekvolume
D
Geen van bovenstaande
Slide 8 - Quiz
Hieronder vind je 2 stellingen. Wat is juist? . Stelling 1: "De body bestaat uit een logo, bedrijfsnaam en eventueel social media buttons" . Stelling 2: "De crawler kan van een foto altijd het onderwerp herkennen. Een alt tag is daarom voor een afbeelding of foto niet noodzakelijk"
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn omjuist
Slide 9 - Quiz
De term url wordt het best weergegeven door de volgende definitie
A
Adres van de server
B
Adres van de webpagina
C
Adres van de bezoeker
Slide 10 - Quiz
In de online marketing marketing is het belangrijk om te segmenteren tijdens het bouwen van de website. Hiermee wordt het volgende bedoeld:
A
Segmentatie op basis van gebruikersprofielen, zoals kopers en technici
B
Gebruik van macro-conversie
C
Segmentatie op basis van geografische, psychologische, economische en demografische criteria
D
Toepassing van links
Slide 11 - Quiz
Met navigatiebalk wordt het volgende bedoeld:
A
Een menu bovenaan de pagina of in de sidebar
B
Een call-to-action in een tekst
C
Een balk in de bodytekst die met de muis open- en dichtgeklapt kan worden
D
d. Een Social Media button
Slide 12 - Quiz
De afkorting AIDA staat voor het volgende:
A
Action, lnteractive, Desire, Attention
B
Action Interest, Desire, Attention
C
Attention, Indexatie, Desire, Action
D
Attention, Interest, Desire, Action
Slide 13 - Quiz
De volgende onderdelen kunnen een zichtbaar onderdeel zijn op de webpagina
A
Header, Description tag, Call-to-action, Navigatiebalk, Bodytekst en Side bar
B
Header, Title tag, Keyword tag, Navigatibalk, Footer en Side bar
C
Header, Navigatiebalk, Footer, Call-to-action, Sidebar en Bodytekst
D
Navigatiebalk, Footer, Call-to-action, Sidebar, Bodytekst en Alt tag
Slide 14 - Quiz
Hieronder vind je 2 stellingen. Wat is juist ? . Stelling 1: "Bij een zoekwoordonderzoek bepaal je gemeenschappelijke zoekwoorden die je op iedere pagina van de website kunt gebruiken, oftewel één bepaald zoekwoord komt op alle webpagina's voor" . Stelling 2: "Long tail zoekwoorden zijn langere zoekwoorden dan short tail zoekwoorden"
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 15 - Quiz
CMS is de afkorting van
A
Content Management System
B
Customer Management System
C
Content Management Site
D
Customer Management Site
Slide 16 - Quiz
Hieronder vind je 2 stellingen. Welke is juist? . Stelling 1: "Long tail zoektermen hebben in het algemeen een lager zoekvolume" . Stelling 2: "Een long tail zoekterm bestaat uit meer woorden dan een short tail zoekterm
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 17 - Quiz
Hieronder vind je 2 stellingen, welke is juist? . Stelling 1: "De online tool übersuggest geeft informatie over de gebruikte zoekwoorden en het zoekvolume per webpagina . Stelling 2: "Een goed maandelijks zoekvolume en weinig concurrentie op een zoekwoord is gunstig.