ned 2F: taalverzorging werkwoordspelling

Beter spellen
1 / 36
next
Slide 1: Slide
MBO

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beter spellen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Nadia .... (redden) haar badeend uit het water.
A
red
B
ret
C
redt
D
redde

Slide 8 - Quiz

Pien ... (eindigen) op plaats 2 bij de wedstrijd.
A
eindigd
B
eindigt
C
eindigdt
D
eindigde

Slide 9 - Quiz

Nu ... (worden) ik helemaal gek!
A
word
B
wort
C
wordt
D
worde

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

VT
Hij (verven)
A
verfte
B
verfde
C
vervte
D
vervde

Slide 16 - Quiz

VT
Hij (werken)
A
werkte
B
werkde

Slide 17 - Quiz

VT
Ik (fietsen)
A
fietsde
B
fietste

Slide 18 - Quiz

dansen - VT ik ....
A
dansde
B
danste

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Bij het voltooid deelwoord gebruik je...
A
stam +t
B
t kofschip

Slide 25 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
"Wij hebben de opdracht voltooid"
A
wij
B
hebben
C
de opdracht
D
voltooid

Slide 26 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
(voltooide tijd)
A
stonken
B
gestonken
C
stinken

Slide 27 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van: knutselen
A
geknutselt
B
geknutseld

Slide 28 - Quiz

Henk (lezen VT)...........een boek en (kijken VT)............. rond.
A
leesde, keek
B
leest, kijkt
C
leeste, kijkte
D
las, keek

Slide 29 - Quiz

Welke zin is in de voltooid verleden tijd geschreven (voltooid deelwoord)?
A
Ik werk vandaag.
B
Ik werkte gisteren.
C
Ik heb gewerkt.

Slide 30 - Quiz

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN
A
gehad
B
gehebben
C
gehat
D
gehebt

Slide 31 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

jagen
A
gejaagt
B
gejaagd

Slide 32 - Quiz

Hij ..... (verwachten, vt) niet dat zijn vriend hem ... (uitlachen, vt)
A
verwachte, uitlachte
B
verwachtte, uitlachtte
C
verwachtte, uitlachte
D
verwachte, uitlachtte

Slide 33 - Quiz

Tyrheesya ... (worden) alleen maar beter in korfbal.
A
word
B
wort
C
wordt
D
wordde

Slide 34 - Quiz

VT:Mijn moeder ... (vinden) dat ik was ... (veranderen)
A
vond verandert
B
vondt verandert
C
vondt veranderd
D
vond veranderd

Slide 35 - Quiz

Henk ... (geven) veel aan anderen.
A
geeft
B
geefd
C
geef
D
gaf

Slide 36 - Quiz