This lesson contains 20 slides, with text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Maatschappijleer
6.3 Met werken kom je verder
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
Maatschappelijke positie
1. Geld
2. Macht
3. Aanzien
4. Kennis
5. Talent
Slide 5 - Slide
Geld
Wie veel verdient, heeft meestal een hoge positie
Slide 6 - Slide
Macht
Eigen baan = je kan mensen ontslaan
Hoge ambtenaar = je kan beslissingen nemen
Slide 7 - Slide
Aanzien
Mensen denken positief over je (profvoetballers, artsen)
Slide 8 - Slide
"Het aanzien van artsen en verpleegkundigen is sinds de coronacrisis veranderd"
Slide 9 - Slide
Kennis
Dit heb je nodig om je beroep uit te kunnen oefenen
Slide 10 - Slide
Wie heeft een hogere positie? De verpleegkundige of de arts?
Slide 11 - Slide
Talent
Het vermogen om iets goed te kunnen (voetballen, zingen, samenwerken, schilderen)
Slide 12 - Slide
De plek op de ladder
Een beroep dat hoger staat is niet 'beter'. Wel heeft iemand met een hogere positie meestal meer invloed op de samenleving.
Slide 13 - Slide
"Een schoonmaker is net zo belangrijk als een arts."
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Opdracht: de maatschappelijke ladder
1. Teken een ladder met twintig treden (wees creatief!).
2. Je ziet straks twintig beroepen. Bekijk de beroepen goed.
3. Zet op de bovenste trede van je ladder het beroep dat volgens jou de hoogste maatschappelijke positie geeft.
Slide 16 - Slide
Opdracht: de maatschappelijke ladder
4. Zet op de onderste trede het beroep met de laagste positie.
5. Plaats nu de overgebleven achttien beroepen op de ladder.
6. Geef voor minimaal 5 beroepen een verklaring voor hun positie.
Slide 17 - Slide
Opdracht: de maatschappelijke ladder
7. Klaar met je eigen ladder? Vergelijk je ladder met de ladder van een klasgenoot. Hebben jullie hetzelfde beroep boven- en onderaan gezet? Waarom heeft je klasgenoot een ander beroep boven- of onderaan de ladder geplaatst?