Examentraining economie leerjaar 4 23-24

Examentraining economie 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 300 min

Items in this lesson

Examentraining economie 

Slide 1 - Slide

Planning 
12:00 - 13:00         Uitleg & Oefenen oude examen 2019 1e tijdvak
13:00 - 13:30         Pauze 
13:00 - 14:30        Oefenen oude examen 2021 2e tijdvak

Slide 2 - Slide

Examentraining
De aankomende lessen gaan we aan de slag met de voorbereiding op het examen. Dit doen we voornamelijk aan de hand van het oefenen van oude examens. We zullen dit deels klassikaal en deels individueel doen. 

Slide 3 - Slide

Wat wil je nog graag leren?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Rekenvragen
  • Gaat het om geldbedragen? Vergeet niet € of $ of ...
  • Houdt bij een rekenvraag ALTIJD rekening met afronden:
  • Rond een antwoord in euro’s altijd met 2 cijfers achter de komma af
  • Dus als je antwoord 10 euro is schrijf je dit op als €10,00
  • Rond een antwoord in procenten altijd af met 1 cijfers achter de komma
  • Dus als je antwoord 1,45 procent is schrijf je dit op als 1,5%
  • Tenzij anders staat aangegeven in de vraag!
  • Heb je een antwoord verkeerd afgerond, dan wordt het antwoord fout gerekend en is de vraag dus fout beantwoord!
  • Schrijf altijd de hele berekening op! 


Slide 6 - Slide

Open vragen
  • Lees de vraag goed. Neem een markeerstift mee om de belangrijke dingen te onderstrepen.
  • Bij 'leg uit' altijd je antwoord uitleggen!
  • De bronnen gebruiken die erbij staan (denk aan je bronnenboekje)
  • Als je meerdere punten in een vraag moet beantwoorden, gebruik dan streepjes in je antwoord.

Slide 7 - Slide

Overige tips
  • Gebruik je kladpapier:
  • Zet getallen op een rij
  • Schrijf ook de woorden erbij
  • Bij open vragen: schrijf de definitie even op
  • Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)
  • Controleer je antwoorden
  • Heb ik de vraag echt beantwoord?
  • Is het logisch?

Slide 8 - Slide

Examen maken!
Wat? Telkens een stuk van het examen zelfstandig. Daarna bespreken we het gezamenlijk.  

Zorg ervoor dat je naast je examen een blad bijhoudt. Op dit blad noteer je alle onderwerpen die je tegenkomt op oude examens. Onderwerpen die je nog moeilijk vindt, markeer je.


Slide 9 - Slide

Consumptie (1)
Wat is economie? 
--> Keuzes maken want bijna alles is schaars
--> Je hebt basis- en overige behoeften
--> Verbruiks- en gebruiksgoederen.

Wat is welvaart en wanneer neemt die toe?

Slide 10 - Slide

Consumptie (2)
Ruilen & geld
--> Directe en indirecte ruil 
--> Geldfuncties: Ruil, reken en spaarmiddel
--> Geldsoorten: Chartaal & giraal

Inkomens: 
--> Reële (wat kun je uiteindelijk ermee kopen?) en nominaal (wat krijg je in geldbedrag?)
--> Uit arbeid, bezit of overdrachten 
--> Modaal & minimuminkomen 
--> Lorenzcurve

Slide 11 - Slide

De lorenzcurve

Slide 12 - Slide

Consumptie (3)
Begroting
--> Overschot en tekort
--> Geld reserveren (rekenen)
--> NIBUD & budgetplan 

Uitgaven: 
Dagelijkse uitgaven, vaste lasten & incidentele uitgaven

Slide 13 - Slide

Consumptie (4)
Consumentengedrag:
--> Informeren voor je iets koopt: vergelijkend warenonderzoek
--> Beïnvloed door marketing: 6 P's 
--> Reclame: Commerciële, informatief, ideële, misleidende

Slide 14 - Slide

Consumptie (5)
Consumentenbescherming: 
--> Garantie: wettelijk (2 jaar)
--> Consumentenbond: informatie, bemiddelt, waarschuwen, onderhandelt (consumer power)
--> Warenwet & NVWA (voedsel en waren autoriteit)
--> Wet productaansprakelijkheid, wet koop of afstand (2 weken bedenktijd), colportagewet (boven 50 euro, koop afzien 2 weken)
--> Geschillencommissie 

Geld & betalen: 
--> Geldfuncties: ruil, reken & spaar
--> Wisselkoers valuta: verkoopkoers, aankoopkoers & provisie (transactiekosten)

Slide 15 - Slide

Consumptie (6)
Sparen: 
--> Motieven: doel, voorzorg & rente
--> Rekening: spaardeposito (vaste rente) of niet (variabel)
--> Enkelvoudige rente (spaargeld x groeifactor x aantal jaar)
--> Samengestelde rente (spaargeld x (1+g^n))
--> Beleggen: koerswinst of verlies 

Lenen: 
--> Motieven: tijdelijk geld tekort, nu genieten, onverwachte tegenvaller, huis. 
--> Soorten leningen: persoonlijk, doorlopend, koop op afbetaling, huurkoop, leasen, hypothecaire lening
--> Leendeel bestaat uit: aflossing & rente 

Slide 16 - Slide

Consumptie (7)
Verzekeringen: 
--> Vrijwillig & verplichte 
--> Polisvoorwaarden: premie, verzekerde waarde, eigen risico, uitsluitingen
--> Woonverzekeringen: inboedel & opstal 
--> Over- en onderverzekering (verzekerde waarde/werkelijke waarde x schadebedrag)
--> Rijtuigen: WA-verzekering verplicht.
--> Zorgverzekering: basisverzekering

Woningen: 
--> Huur: sociale (huurtoeslag, woningcoöperatie) en vrijesector (particulier)
--> Koop: k.k. (kosten komen op rekening koper boven op de vraagprijs. 

Slide 17 - Slide

Overheid (1)
--> Overheidssectoren: centrale overheid, provincies, gemeenten en waterschappen.
--> Collectieve (publieke) en particuliere sector (winst)
--> Collectieve goederen (voor iedereen)

Geld centrale overheid: 
--> Miljoenennota & rijksbegroting 
--> Inkomsten: Belastingen (indirect en direct) + niet-belastingontvangsten
--> Financieringstekort & staatsschuldquote: omvang staatsschuld/nationaal inkomenx100

Geld gemeenten: 
--> ozb (onroerendgoedbelasting) op de WOZ-waarde. 

Decentralisatie van de centrale overheid? Of juist niet? 

Slide 18 - Slide

Overheid (2)

Slide 19 - Slide

Internationaal (1)
--> Open en gesloten economie
--> Importeren en exporteren (en wederuitvoer)
--> Werkgelegenheid: bijv. groei export > groei productie > groei werkgelegenheid > groei nationaal inkomen
--> Invloed van de wisselkoers: bijv. wisselkoers stijgt > prijs geïmporteerde producten daalt > eigen productie daalt > werkgelegenheid daalt

Slide 20 - Slide

Internationaal (2)
Handelsbalans: 
--> Import- en exportwaarde (aantal producten x prijs)
--> Import- exportquote (waarde/nationaal inkomenx100%)
--> Dekkingspercentage (exportwaarde/importwaardex100%)
--> Ruilvoet (indexcijfer prijspeil export/indexcijfer prijspeil importx100)

Slide 21 - Slide

Internationaal (3)
Internationale arbeidsverdeling: 
--> Globalisering 
--> Vrijhandel (WTO streeft ernaar) of protectionisme (contingentering/importquota, invoerrechten, importverboden, exportsubsidies) 

EU:
--> Gemeenschappelijke markt: goederen/diensten, personen & kapitaal. 
--> Gemeenschappelijk beleid
--> Europese Monetaire Unie (EMU)
--> ECB met zijn prijsstabiliteit (bijv. rente verhoging > lenen duurder > bestedingen dalen > inflatie neemt af)

Slide 22 - Slide

Internationaal (4)
Welvaart
--> Welvaart meten: inkomen per hoofd (nationaal inkomen/aantal inwoners)

Ontwikkelingslanden
--> Ontwikkelingslanden: laag inkomen, veel werkloosheid, ondervoeding, snelle bevolkingsgroei, urbanisatie, weinig middelbare school afgerond en etc. 
--> Vicieuze cirkel: laag inkomen > weinig bestedingen > weinig productie > weinig werkgelegenheid > laag inkomen. 
--> Maatregelen: Fair trade, minder schulden, zachte leningen, meer ontwikkelingssteun 
--> Hulp: noodhulp, gebonden ontwikkelingshulp, ongebonden hulp, structurele hulp 

Slide 23 - Slide

Examen maken!
Wat? Telkens een stuk van het examen zelfstandig. Daarna bespreken we het gezamenlijk. 



Zorg ervoor dat je naast je examen een blad bijhoudt. Op dit blad noteer je alle onderwerpen die je tegenkomt op oude examens. Onderwerpen die je nog moeilijk vindt, markeer je.



Slide 24 - Slide

Productie en arbeid (1)
Basis:
--> Productiefactoren: Kapitaal (rente), arbeid (loon), natuur (pacht), ondernemerschap (winst)
--> Productiesectoren: Primair, secundair, tertiaire, kwartaire 
--> Bedrijfskolom en toegevoegde waarde 
--> Nationaal inkomen = nationaal product 


Slide 25 - Slide

Productie en arbeid (2)
Bedrijfsresultaat: 
--> Brutowinst: omzet (afzet x vp) - inkoopwaarde (afzet x inkoopprijs). Alles excl btw!
--> Nettowinst: brutowinst - bedrijfskosten (vaste kosten of variabele kosten)
--> Afschrijvingen ((vervangingswaarde-restwaarde)/gebruiksduur) 

Maatschappelijke kosten: kosten van milieu en gezondheid die niet verwerkt zijn in de prijs.

BTW (belasting toegevoegde waarde): 
--> 9% goederen die nodig zijn voor het dagelijks leven 
--> 21% standaard tarief
Je moet kunnen omrekenen!  

Slide 26 - Slide

Productie en arbeid (3)
Ondernemingsvormen: 
--> Eenmanszaak (een eigenaar): privé aansprakelijk
--> VOF (meerdere eigenaren): privé aansprakelijk 
--> BV (aandeel op naam) en NV (Aandeel op toonder): Niet privé aansprakelijk. Dividend voor de aandeelhouders. 
--> Stichting: niet privé aansprakelijk. Mag niet naar winst streven. 

Bedrijven: 
--> Kartel= verboden samenwerking
--> Fusie 
--> Overname

Slide 27 - Slide

Productie en arbeid (4)
Arbeid:
 --> Arbeidsproductiviteit (gemiddelde productie per werkende in bepaalde periode) verhogen: arbeidsverdeling (specialisatie), scholing, meer kapitaalgoederen, arbeidsomstandigheden. 
--> Gevolgen: loonkosten dalen per product, betere concurrentiepositie, hogere lonen. 

Arbeidsmarkt: 
Beroepsbevolking = iedereen tussen 15 en 75 die wil en kan werken.





Werklozen: 
--> Officiele & verborgen werkloosheid, werkloosheidspercentage (werklozen/beroepsbevolkingx100%). 
--> Structurele, conjuncturele, frictie, seizoens, regionale. 

Slide 28 - Slide

Productie en arbeid (5)
Arbeidsovereenkomst: 
--> Bepaalde tijd of onbepaalde tijd, proeftijd, vakantiedagen, arbo-wet
--> Arbeidsvoorwaarden: primair en secundair 

Maatschappelijk ondernemen: 
--> Grenzen aan groei
--> Duurzame ontwikkeling
--> 3 p's: people, planet, profit

Slide 29 - Slide

Verrijkingsstof (1)
Beginselsen 
--> Draagkrachtbeginsel: sterke schouders, zwaarste lasten. 
--> Profijtbeginsel: betalen waar je gebruik van maakt

Belasting: 
--> Belastingstelsels: proportioneel, progressief, degressief
--> Box 1 (winst + loon), box 2 (vanuit aandelen), box 3 (sparen en beleggen)
--> Aftrekposten: hierover hoef je geen belasting te betalen.

Overheid probeert nivellerend (= afstand van inkomens wordt kleiner) te werken 

Slide 30 - Slide

Verrijkingsstof (2)
--> Inflatie: gemiddelde prijspeil gaat omhoog.
Oorzaken: veel vraag producten (bestedingsinflatie), kosten productie stijgen (kosteninflatie). 
Gevolgen: Koopkracht daalt, verlies vertrouwen geld, verslechtering concurrentiepositie, sparen wordt minder aantrekkelijk
Wat tegen bestedingsinflatie? Rente verhogen, bezuinigen uitgaven, belastingen verhogen.
Wat tegen kosteninflatie? Belasting verlagen, btw-tarief verlagen
--> Deflatie: Gemiddelde prijspeil gaat omlaag 
--> Koopkracht verandering: %prijspeil - %inkomensverandering
Met indexcijfers: indexcijfer nominaalinkomen/CPIx100

CPI (consumentenprijsindexcijfer) kunnen berekenen met wegingsfactoren. 

Slide 31 - Slide

Verrijkingsstof (3)
Stelsels: 
--> Planeconomie  (productiemiddelen van de overheid)
--> Vrije markteconomie
NL: Vrije markteconomie met een grote rol van de overheid --> Verzorgingsstaat. 

Marktvormen: 
--> Volkomen concurrentie 
--> Monopolistische concurrentie 
--> Oligopolie 
--> Monopolie 

Slide 32 - Slide

Verrijkingsstof (4)
--> aanbod (producenten) en
vraaglijn (consument)
--> Evenwichtsprijs waar de lijnen elkaar
kruizen 
--> Op de lijn wanneer het een prijs
verandering is. Anders verschuiving

Slide 33 - Slide