This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 10 videos.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
3 KADER
6.1 Hoe produceer je?
Slide 1 - Slide
Weet je het nog?
Lees de theorie op blz. 159
Maak de opdrachten op blz. 158
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Productiefactoren
Alle middelen die je nodig hebt om te produceren. (Oftewel alles wat je nodig hebt om iets te maken. Vb alle materialen en machines die je nodig hebt om een broek te maken. )
Slide 4 - Slide
Productiefactoren worden beloond:
1 kapitaal rente
2 arbeid loon
3 natuur pacht (huur)
4 ondernemerschapwinst
Hint om te onthouden KANO
(eerste letter van de woorden)
Slide 5 - Slide
productiefactoren
Arbeid noodzakelijke arbeiders (werknemers) voor de productie
Kapitaal huisvesting, machines, transportmiddelen
Natuur grondstoffen en energie voor productie
Slide 6 - Slide
Kapitaalgoederen (bijv een graafmachine) en investeren
Als je een zwembad wilt bouwen moet je een groot gat graven. Dit kun je met de hand doen maar met een machine gaat het veel sneller.
Het kopen van een machine om sneller te kunnen leveren noem je investeren. (Je wilt iets sneller of goedkoper kunnen maken).
Slide 7 - Slide
Kapitaalintensief versus Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief bedrijf:
een bedrijf waarin machines het grootste deel van de productie verzorgen.
Arbeidsintensief bedrijf:
een bedrijf waarin mensen het grootste deel van de productie doen.
Slide 8 - Slide
Arbeidsintensief
Er worden in verhouding meer arbeiders gebruikt dan machines.
Het werk wordt door de mens gedaan en er zijn maar weinig machines.
Kapitaalintensief
Er worden in verhouding meer machines gebruikt dan arbeiders.
Het werkt gebeurt met machines ipv met mensenhanden.
Slide 9 - Slide
Auto's maken met machines=
mechanisering / mecanisatie
Auto's maken met robots =
automatisering
Slide 10 - Slide
Mechanisatie en automatisering
•Mechanisatie: mensen worden vervangen door machines
•Automatisering: mensen worden vervangen door computers
•Hierdoor is minder personeel nodig à de werkloosheid stijgt
Slide 11 - Slide
Mechanisatie en automatisering
•Mechanisatie: spierkracht wordt vervangen door machines
•Automatisering: spierkracht en denkwerk worden vervangen door machines (bv robots)
Slide 12 - Slide
Technologische ontwikkelingen
Technologische ontwikkelingen hebben invloed op de productiecapaciteit.
Productietechnieken en en machines worden steeds beter, het productieproces wordt steeds kapitaalintensiever.
Slide 13 - Slide
Waarde bestelwagen €12.900 die 4 jaar gebruikt kan worden. Bij inruil krijg je er €3.400 voor terug. Bereken de afschrijving per jaar?
Slide 14 - Open question
Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.
Slide 15 - Slide
Wat is de toegevoegde waarde van een product?
De waardeverhoging van een product die ontstaat door het product te bewerken.
Het product wordt steeds meer geschikt voor gebruik.
Door arbeid, tijd en energie die in het product is gestoken, wordt het product meer waard.
Slide 16 - Slide
Maak de oefeningen H6.1
Opdracht 1 t/m 11 (incl. de samenvatting) maken.
Slide 17 - Slide
Stelling: De consument behoort tot de bedrijfskolom
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering
Slide 19 - Quiz
Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal
Slide 20 - Quiz
Noem de productiefactoren
A
Arbeid, Natuur en Kapitaal
B
Arbeid, Natuur, Kapitaal en Ondernemerschap
C
Arbeid, Natuur en Kapitaalgoederen
D
Arbeid, Natuur, Kapitaalgoederen en Ondernemerschap
Slide 21 - Quiz
Wat zijn de beloningen voor de productiefactoren?
A
loon, pacht, huur, rente en winst
B
arbeid, natuur en kapitaal
C
loon, pacht, natuur en kapitaal
D
arbeid, rente, winst en loon
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
extra uitleg
Slide 24 - Slide
Om te produceren zijn productiefactoren nodig:
Kapitaal (machines, productiemiddelen)
Arbeid (het product moet gemaakt worden)
Natuur (grondstoffen)
Ondernemerschap (een ondernemer/oprichter -> de combinatie van natuur, arbeid en kapitaal moet leiden tot winst)