Zinsdelen benoemen
Alle theorie met voorbeelden
This lesson contains 15 slides, with text slides.
Zinsdelen benoemen
Alle theorie met voorbeelden
Kort door de bocht: alles wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, vormt een zinsdeel
vb: De rode bloemenvaas van mijn moeder / heeft / een barstje
Verander de zin van de tijd, de persoonsvorm verandert mee!
vb: De rode bloemenvaas van mijn moeder / heeft / een barstje.
De rode bloemenvaas van mijn moeder / had / een barstje.
Stap 1: Wat is de persoonsvom?
Wg = alle werkwoorden!
Let op:
* Bij figuurlijk taalgebruik rekenen we het deel dat figuurlijk gebruikt is, ook tot het wg.
vb: De situatie / loopt / volledig / uit de hand.
* Een werkwoord met 'een verplicht' wederkerend voornaamwoord (vorm van zich) bij zich.
(wederkerend vnw = ook onderdeel van wg)
vb: Ik / vraag / me / weleens / af / hoe dat kan.
* Het NG zegt iets over het onderwerp: wat het ond. is, wordt, blijft etc.
* Het NG bevat altijd een koppelwerkwoord (zijn, worden, bijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen)
* Het NG bevat een naamwoordelijk deel. Dat is een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat iets over het onderwerp in de zin zegt.
vb:
Mijn moeder is boos.
Ik word ziek.
Stap 2: Wat is het gezegde?
Wie of wat + gezegde?
(Ond. begint nooit met een vz)
vb: Karel en Marieke / gaan / morgen / naar de film.
Wie of wat + gezegde + ond?
(ook een lv kan nooit met een vz beginnen + een zin met NG heeft nooit een LV)
vb: Mijn huiswerk (lv) / maak (pv, wg) / ik (ond) / morgen.
Aan wie of Voor wie + gez. + ond. + lv?
* Je kunt voor het meewerkend voorwerp vaak aan of voor zetten, of je kunt aan of voor weglaten.
vb: Sandra (ond.) / stuurt (pv, gez.) / Kees (Mv) / elke week / een brief (lv).
* BVG geeft de toestand weer waarin het ond. of lv zich bevindt.
vb: Erik (ond) rent na de wedstrijd blij (bvg) het veld op.
vb: Erik (ond) rent na de wedstrijd snel (géén bvg) het veld op. (zegt nl. niks over ond...)
vb: Als jouw vriendin (bvg) raad ik (ow) jou die aankoop af.
vb: Moeder verft het kastje (lv) blauw (bvg).
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepalingen? (stap 7)
Antwoord op vragen als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee, waaruit, wanneer, hoe, hoeveel etc.
bwb's geven extra info over het gezegde. Je kunt ze ook weglaten.
Open ELO - Kijk onder het kopje 'Grammatica' en ga oefenen met de verschillende zinsdelen.
* Leer alle theorie over zinsdelen van het overzicht 'Grammatica (zinsdelen en woordsoorten)' (zie ELO)
* Huiswerk wordt bij de komende blokken (grammatica en formuleren) weer actiever gecontroleerd
* Herhaling zinsdelen
* Woordsoorten:
- verschil zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en koppelwerkwoord
- voornaamwoorden
- bijwoorden