grammar

Review grammar

The future

Adjectives and adverbs
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Review grammar

The future

Adjectives and adverbs

Slide 1 - Slide

THE FUTURE (toekomst)
   * Er zijn vier werkwoordsvormen om over de toekomst te praten in het Engels.
Present Simple
Present Continuous
Will / Shall + hele werkwoord
to be going to + hele werkwoord

Slide 2 - Slide

PRESENT SIMPLE
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als iets volgens schema gaat gebeuren, bv. de tijden van een trein.

Examples:
- The shop closes at 8 PM. 
- The bus arrives at 10.23 AM.

Slide 3 - Slide

Present Continuous
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als dingen al gepland zijn en ze vrijwel zeker gaan gebeuren, bv. je geeft een feestje en hebt al een locatie geregeld.

Example:
- I  am throwing a party this Saturday.

Slide 4 - Slide

Will / Shall + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij onzekerheid over de toekomst, i.c.m. possibly, probably, I think

(Zie voorbeelden op de volgende slide)
Je gebruikt shall in een vraagvorm waarin I of we het onderwerp is.

Slide 5 - Slide

Will / Shall + hele werkwoord
Examples:
- Are you feeling sick? I will get you a cup of tea OF Shall I get you a cup of tea? 
- I think your party will be great!
- Will you go to the movies with me?
- There will always be a tomorrow. 
- I think we will not (or won't) see each other for a few weeks.
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij onzekerheid over de toekomst, i.c.m. possibly, probably, I think


Slide 6 - Slide

To be going to + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan er al was voor het gesprek.
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een aanwijzing.

Examples:
- We are going to take lots of pictures.
- The weather is going to be lovely today, look at the blue sky!


Slide 7 - Slide

Fill in the correct form. Typ de hele zin over.

I think our team ... (win)

Slide 8 - Open question

Fill in the correct form. Typ de hele zin over.

We ... (to get) the answer by mail.

Slide 9 - Open question

Fill in the correct form. Typ de hele zin over.

... I ... (to take) take your order?

Slide 10 - Open question

Fill in the correct form. Typ de hele zin over.

The supermarket ... (to open) at 8 AM.

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

What does an adjective do?
A
Zegt iets over een werkwoord
B
Zegt iets over andere "adjectives"
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Zegt iets over "adverbs"

Slide 13 - Quiz

We use adverbs to describe:
(multiple answers are correct)
A
nouns
B
verbs
C
adjectives
D
adverbs

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

What's the adverb in:
After recovering from the shock, she quickly ran out the massive door.
A
After
B
shock
C
quickly
D
massive

Slide 19 - Quiz

What does the adverb modify?
After recovering from the shock, she quickly ran out the massive door.
A
A verb
B
An adjective
C
Another adverb
D
The whole sentence

Slide 20 - Quiz

What is the adverb:
She went through that door and saw a weird and hilariously funny scene.
A
through
B
weird
C
hilariously
D
funny

Slide 21 - Quiz

your homework was:
p.130 EX2+3

Slide 22 - Slide