Taal les 20 groep 8 - donderdag 14 januari
1 / 17
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat zijn voorzetsels?
A
op
onder
in
B
eten
slapen
drinken
C
de
het
een
D
zijn
jouw
mijn
Slide 5 - Quiz
Wat zijn voorzetsels?
A
maken
verven
B
die
deze
C
tegenover
naar
in
D
huis
tuin
keuken
Slide 6 - Quiz
Wat zijn voorzetsels?
A
zonnige
grote
rode
B
de
het
C
apparaat
lamp
D
naast
achter
met
Slide 7 - Quiz
We zoeken elk weekend met/naar overblijfselen van vroeger.
A
zoeken naar
B
zoeken met
Slide 8 - Quiz
We maken gebruik van/om oude kaarten.
A
Gebruik maken om
B
Gebruik maken van
Slide 9 - Quiz
Op de plek van oude nederzettingen heb je kans voor/op een vondst.
A
Kans hebben op
B
Kans hebben voor
Slide 10 - Quiz
We hopen op/om gereedschap, scherven en munten.
A
Hopen op
B
Hopen om
Slide 11 - Quiz
Die dingen vertellen naar/over de gebruiken van vroeger.
A
Vertellen over
B
Vertellen naar
Slide 12 - Quiz
Dit apparaat reageert exclusief ..... metaal in de bodem.
A
reageren op
B
reageren in
Slide 13 - Quiz
Je strijkt ermee .... de grond, soms overbrug je het halve veld.
A
Strijken over
B
Strijken langs
C
Strijken in
Slide 14 - Quiz
Ondertussen luister je .... piepjes.
A
Luisteren voor
B
Luisteren naar
Slide 15 - Quiz
Als hij begint te piepen, verheugen we ons .... een verrassing.
A
Verheugen naar
B
Verheugen op
Slide 16 - Quiz
We genieten .... de kans op een bijzondere vondst.
A
Genieten in
B
Genieten over
C
Genieten met
D
Genieten van
