Inburgeringsexamen

• VPRO
• MBO
• Studiejaar 3

Inburgeringsexamen

Inhoud examen Kennis van Nederland

1. Nederland: geografie, vervoer en wonen

2. Geschiedenis

3. Staatsinrichting, politiek en grondwet

4. Nederlandse taal

5. Opvoeding en onderwijs

6. Gezondheidszorg

7. Werk en inkomen

Wat betekent Nederland?

1. Laag land
2. Waterland

In welke stad zit de regering van Nederland?

1. Den Haag
2. Rotterdam

Waar ligt de grootste zeehaven van Nederland?

1. Rotterdam
2. Amsterdam

Wat is typisch Nederlands in het verkeer?

1. Boten
2. Fietsen

Hoe lang duurde de oorlog met Spanje?

1. 8 jaar
2. 80 jaar

Is er in Nederland scheiding van kerk en staat?

1. Ja
2. Nee

Welke kolonie van Nederland werd onafhankelijk vlak na de Tweede Wereldoorlog?

1. Indonesië
2. Suriname

Waren de VOC-schepen voor de handel of voor de visvangst?

1. Voor de handel
2. Voor de visvangst

Hoe heet de kroonprinses?

1. Amalia
2. Beatrix

Wat is de belangrijkste wet in Nederland?

1. De grondwet
2. De parlementswet

Heeft Nederland één staatsgodsdienst of zijn er veel godsdiensten?

1. Eén staatsgodsdienst
2. Meerdere godsdiensten

Is wapenbezit zonder vergunning toegestaan of strafbaar in Nederland?

1. Toegestaan
2. Strafbaar

Wat leert u in een Nederlandse taalles?

1. Alle Europese talen
2. De Nederlandse taal

Wie betaalt een taalcursus?

1. De school betaalt
2. Ik betaal zelf

Opa's en oma's in Nederland, wonen die bij hun kinderen of wonen ze apart?

1. Ze wonen apart
2. Ze wonen bij hun kinderen

Is het voor het leren van de taal goed om met kinderen naar Nederlandse televisie te kijken?

1. Ja
2. Nee

Wie kiest er in Nederland de school voor het kind?

1. De gemeente
2. De ouders

Vanaf welke leeftijd is onderwijs verplicht in Nederland?

1. Vier jaar
2. Vijf jaar

Als u ziek wordt, waar gaat u in Nederland het eerst naar toe?

1. De huisarts
2. Het ziekenhuis

Voor wie is het consultatiebureau?

1. Voor kleine kinderen
2. Voor grotere kinderen

Waar haalt men in Nederland medicijnen op recept?

1. Bij de apotheek
2. Bij de drogist

Waar gaat u in het geval van een noodgeval naar toe?

1. Naar de apotheek
2. Naar het ziekenhuis

Waar is in Nederland veel werk te vinden?

1. in de landbouw
2. in de zorg

Hoe vindt u in Nederland gemakkelijker werk?

1. Via de krant
2. Via familie

Geeft men elkaar bij een sollicitatiegesprek eerst een hand of gaat men direct zitten?

1. Eerst een hand
2. Direct zitten

Krijgt u in Nederland een uitkering of moet uw partner voor u zorgen?

1. Ik krijg een uitkering
2. Mijn partner moet voor mij zorgen