Quiz stomazorg

Stoma herhaling en Quiz 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Stoma herhaling en Quiz 

Slide 1 - Slide

Welke soorten stoma's weten je te benoemen?
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Antwoorden
1.Colostoma: . De ontlasting is meestal vrij vast van vorm -> produceert ongeveer 200gr per dag

2. Ileostoma: De ontlasting is brijig tot waterig, verlies van veel zouten. 500/800 per dag 

3.Urostoma deze stoma wordt aangelegd voor de afvoer van urine. Deze stoma wordt gemaakt van een stukje van de dunne darm en bevind zich meestal re onder op de buik.

Slide 3 - Slide

Benoem minimaal 4 indicaties voor een ileostoma.
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Antwoorden
Aangeboren afwijkingen bijv. spina bifida 
Darmpoliepen/tumoren
ziekte bijv. ziekte van Crohn of colitis ulcerosa 
Operatie
Incontinentie
Verwonding van de darm/ongeval


Slide 5 - Slide

Benoem min 3 Indicaties voor urostoma
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Antwoorden
Een tumor of gezwel
Ernstige ontstekingen
Incontinentie
Aangeboren afwijkingen
Ongeval of dwarslaesie

Slide 7 - Slide

Welk systeem gebruik je bij het verzorgen van een ileostoma?
A
Eendelig opvangsysteem
B
Tweedelig opvangsysteem
C
Eendelig of tweedelig opvangsysteem

Slide 8 - Quiz

Minicap
Een minicap is een klein rond stomazakje met vrijwel geen inhoud. Deze is geschikt om je colostoma mee af te dekken na de dagelijkse spoeling.

Slide 9 - Slide

Wat is geen oorzaak van een lekkage?
A
Geen passend stomamateriaal
B
Een te kleine of te grote opening in het stomamateriaal
C
Kijken naar de dieet van de zorgvrager en dit zonodig aanpassen
D
leeftijdgebonden

Slide 10 - Quiz

Hoe handel je bij een lekkage? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Zorg dat de stoma de juiste maat heeft
B
Schoonmaken en de stoma materiaal niet vervangen
C
Stoma materiaal eraf halen en arts inschakelen
D
Zorg ervoor dat het materiaal goed aansluit

Slide 11 - Quiz

Hoe herken je een ontsteking bij een stoma?
A
Warm aanvoelen, rood om de stoma heen, pus, pijnlijk en geïrriteerd.
B
Er kan geen ontsteking ontstaan bij een stoma
C
Geen van alle is goed.

Slide 12 - Quiz

wat betekend een stoma irrigeren
A
het spoelen van de dunne darmen
B
het spoelen van de dikke darmen via een stoma
C
wild vlees verwijderen

Slide 13 - Quiz

wat is een indicatie bij een stoma irrigeren?
A
langere tijd geen ontlasting hebben
B
huidproblemen als gevolg van een lekkage
C
tegen vreemde geuren
D
bij alleen zelfstandige mensen

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je als de twee uiteinden van de darmen weer aan elkaar worden gezet?
A
Anastomose
B
Fixeren
C
Adhesie
D
Aanhechting

Slide 15 - Quiz

Hoe wordt een suprapubische katheter ingebracht?
A
Via de buikwand
B
Via de darmwand
C
Via de ureter
D
Via de urethra

Slide 16 - Quiz

Waarom moet een nieuwe suprapubische katheter binnen 6 uur opnieuw worden ingebracht?
A
Anders komen er bacteriën in de blaas
B
Anders groeit de fistel dicht
C
Geen idee
D
om pijn tegen te gaan

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van de nieren?
Kies het juiste antwoord
A
afvalstoffen uit bloed verwijderen
B
regeling van de bloeddruk
C
alle antwoorden zijn juist
D
regeling van water- en zoutenhuishouding

Slide 18 - Quiz

Hoe heet de functionele nier-eenheid?
A
Glomerulus
B
Distale tubulus
C
Kapsel van Bouwman
D
Nefron

Slide 19 - Quiz

Een positieve vochtbalans past bij
A
hartfalen, nierinsufficiëntie, hyperhydratatie.
B
brandwonden, bloedverlies en hyperhydratatie
C
diuretica brandwonden polyurie
D
koorts/zweten/ tachypneu

Slide 20 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van de nier?
A
Reguleren van de bloeddruk
B
Het produceren van urine.
C
Het afbreken van afvalstoffen in het bloed.
D
Het aanmaken van hormonen.

Slide 21 - Quiz

Hoe lang moet je wachten voordat de verdovende gel is ingewerkt bij het inbrengen van een blaaskatheter?
A
3 tot 7 minuten
B
1 tot 2 minuten
C
3 tot 5 minuten
D
5 tot 10 minuten.

Slide 22 - Quiz

Wat is de functie van een pH meting bij het inbrengen van een neus-maagsonde?
A
voorkomen van aspiratie
B
plaatsing in de maag vaststellen
C
slokdarm kunnen beschermen
D
hoeveelheid maagzuur vaststellen

Slide 23 - Quiz

Wat is de regel van 5?
A
Een medicatie aftekenlijst
B
Juiste persoon, tijdstip, toedieningsroute, middel en dosering.
C
De stappen van een rouwproces.
D
Juiste naam, geboortedatum, dosering, medicatie, aftekenen

Slide 24 - Quiz

Waarom kiezen we voor het bovenste buitenste kwadrant van de bil bij intramusculaire injecties?
A
minst pijnlijke plek
B
minste kans om een bloeding te veroorzaken
C
de plek voor injecties met de grootst aantal ml.
D
Om de de nervus ischias te vermijden

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen we een zetpil ook wel
A
microlax
B
klysma
C
natriumlaurylsulfo-acetaat
D
Suppositorium

Slide 26 - Quiz

Je beoordeelt de wond volgens het TIME model. Waar staan deze letters voor?
A
weefsel, infectie wondranden, vochtigheid
B
tissue, infectie, moisture, edge
C
tijd, infectie, meten, eenheid
D
tissue, infection, maceration, edge

Slide 27 - Quiz

Waarmee blaas je de ballon op van een CAD

A
Met steriel water
B
Water uit de kraan
C
met lucht
D
Speciale vloeistof bijgeleverd in het kathetersetje.

Slide 28 - Quiz

Wat wordt bedoeld met intermitterend katheteriseren?
A
legen van de blaas met behulp van een katheter
B
eenmalig legen van de blaas op regelmatige tijdstippen
C
cliënt leegt zelfstandig de blaas met een katheter
D
eenmalig legen van de blaas

Slide 29 - Quiz

Evaluatie!

Slide 30 - Mind map