Grammar 6 - Modals

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Modals with negations

Modal is een hulpwerkwoord. Dit hoofdstuk behandelen we: 

can, could & to be able to. 

Maar er zijn er meer --> should, to have to, must 

Als je - to be able to - gebruikt veranderd to be altijd naar:

am/is/are/was/were - Are you able to help me?

Modals with negations - gebruik

can: om verzoeken te doen, toestemming te vragen of te geven, het hebben over mogelijkheden en bekwaamheden.

to be able to: praten over iemands mogelijkheden en bekwaamheden.

could: verleden tijd van can.

Deze gebruik je bij formelere/beleefdere vragen en als je spreekt over dingen die mogelijk gebeuren in de toekomst. 

For example: 

Can you pass me the salt --> hier vraag je of iemand de mogelijkheid heeft om je het zout door te geven. 

Luckily, I was able to help. --> hier geef je aan dat je in staat was om te helpen (je was niet verhinderd) 

Could you repeat that please? --> hierin vraag je op een nette manier of iemand dat wil herhalen waarschijnlijk tegen iemand die ouder is dan jij.

Negations

Negation = ontkenning. 

Je maakt een ontkenning door: not achter het hulpwerkwoord te plakken. 

Let op! bij een ontkenning met have to plak je er een vorm van to do bij. --> I don't have to do the dishes. 

cannot - can't

could not - couldn't

should not - shouldn't

must not - mustn't

am not able to - etc.

Maar:

don't/doesn't have to

Are you able to understand?

Modal verbs 

Om aan te geven dat je iets kan, moet, mag, zou moeten, niet mag, niet kan etc. etc. gebruik je modale hulpwerkwoorden oftewel modal verbs. 

Een modal verb in zijn eentje komt niet voor: er volgt altijd een ander werkwoord op. Je mag IETS niet, je moet IETS. Dat IETS geef je aan door een ander werkwoord. 

Bekijk de volgende zinnen goed. 

I can swim; I learnt is when I was five years old. 

My brother and sister can play football really well 

Can you help me with this? 

I can speak four languages 

On Saturdays, I can stay up late. My parents don't mind. 

You can't park here, look at the sign, it's forbidden. 

You can't talk when the teacher is explaining things 

Wat betekenen can en can't?

1. Can = kunnen en mogen, can't is niet kunnen en niet mogen
2. Can = kunnen, can't is niet kunnen
3. Can = mogen, can't = niet mogen
4. Can = moeten, can't = niet moeten.

Lees nu deze zinnen 

You must do your homework, it is a school rule. 

We must work hard in school in order to do well. 

He must remember to buy a birthday present for his mother. 

You mustn't spend so much time on your Playstation. 

I mustn't argue with my parents all the time 

Wat betekenen must en mustn't?

1. Must betekent mogen, mustn't betekent niet mogen
2. Must betekent moeten, mustn't betekent niet hoeven
3. Must betekent moeten, mustn't betekent niet mogen
4. Must betekent moeten, mustn't betekent mochten

Kijk tenslotte naar deze zinnen 

You look tired, you should go to bed earlier.

You should take your school work more seriously

He should be nicer to his parents 

You shouldn't smoke, it's bad for you 

You shouldn't argue with your sister all the time.

I really shouldn't be on my Playstation during class. 

Wat betekenen should en shouldn't?

1. Should betekent moeten, shouldn't betekent niet moeten
2. Should betekent zou (eigenlijk) moeten, shouldn't betekent zou (eigenlijk) niet moeten
3. Should betekent zou niet moeten, shouldn't betekent zou moeten
4. Should betekent moeten, shouldn't betekent niet mogen.

Vorm 

Bijna alle modal verbs, behalve "have to" en "be able to" die je ook moet kennen, hebben maar EEN vorm, voor alle personen. Ze worden altijd gevolgd door een ander werkwoord in de infinitief (hele werkwoord) 

Modal verbs

Can & to be able to 

Gebruikt voor possibility, ability, request & permission

We can order pizza if you want.

I can speak 3 languages. Are you able to listen?

Can I go to the bathroom? 

Modal verbs

Could

Gebruikt voor possibility & polite request

We could do that tomorrow.

Could you pass me my phone, please?

Modal verbs

Must, have to and should

Gebruikt wanneer je iets MOET doen en voor adviezen

You must listen to me.

You always have to do your homework.

You should watch Squid Game.

(-)
My brother ... come tonight.

1. can
2. doesn't can
3. can't
4. comen't

Sorry, I ..... come to your party tonight. I ..... visit you tomorrow!

1. can/can't
2. can't/ couldn't
3. could/can
4. can't/can

Fill in must or mustn't:
They ... play with fire. It's dangerous!

1. must
2. mustn't

Wat is het verschil tussen de modal should & must?

1. must is krachtiger
2. should is krachtiger