toets afweer thema 6

oefenen afweer 6 havo
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

oefenen afweer 6 havo

Slide 1 - Slide

vraag 1 Antistoffen
In de volgende gevallen worden bij de mens weefsels overgebracht:
1 bij een harttransplantatie;
2 bij een transfusie waarbij iemand met bloedgroep AB zonder resusantigeen voor de eerste keer bloed krijgt van iemand met bloedgroep AB met resusantigeen;
3 bij een bypassoperatie, waarbij een stukje bloedvat uit een been van een patiënt wordt overgebracht naar zijn hart.
In welk geval of in welke gevallen bestaat de kans dat antistoffen tegen het overgebrachte weefsel of tegen de overgebrachte cellen worden geproduceerd?

A
alleen 1
B
alleen 1 en 2
C
alleen 1 en 3
D
bij 1 en 2 en 3

Slide 2 - Quiz

vraag 2 Een giraffe in Afrika eet onder andere blaadjes van de acacia. zie afb.
Met welk soort afweermechanisme beschermt de acacia zich tegen de giraffe en andere grazende dieren?

Slide 3 - Open question

vraag 3 tyfus mary
De ziekte tyfus is een gevolg van een ernstige darminfectie die wordt overgedragen door besmet drinkwater of besmet voedsel. 
 In het begin van de twintigste eeuw leefde in de VS een kokkin (Mary) die tussen 1901 en 1906 minstens 25 gevallen van tyfus 'veroorzaakte'. De veroorzaker van tyfus, de bacterie Salmonella typhi, bleek zich in haar darmen te bevinden zonder dat Mary zelf de symptomen van deze ziekte vertoonde. Mary moest uiteindelijk als draagster van tyfusbacteriën de rest van haar leven in een huis op het terrein van een ziekenhuis verblijven, want men kon haar toen niet bacterievrij maken. Het was te gevaarlijk om haar tussen de mensen in de maatschappij te laten leven. 
 

Slide 4 - Slide

vraag 3 Naast het opsporen van de draagster van Salmonella typhi en het isoleren van de draagster en patiënten hadden nog meer maatregelen genomen kunnen worden om de verspreiding van de ziekte te voorkomen.
Noteer zo'n maatregel.

Slide 5 - Open question

vraag 4: Als Mary nu zou leven, zou ze niet hoeven te worden geïsoleerd op het ziekenhuisterrein.
Welke medische behandeling zou ze nu hebben gekregen?

Slide 6 - Open question

vraag 5 de bof is terug
Na invoering van de Bof-Mazelen-Rodehond-vaccinatie (BMR-vaccinatie) leek de bof in Nederland zo goed als verdwenen. Maar in het voorjaar van 2010 werd een toenemend aantal gevallen van de bof gemeld, vooral onder studenten. De zieke studenten waren zowel toen ze 14 maanden oud waren als in hun negende jaar tegen de bof gevaccineerd. 
 Besmetting vindt gemakkelijk plaats via speekseldruppeltjes. Het virus veroorzaakt koorts en ontsteking van een of beide oorspeekselklieren. Bij minder dan 1% van de patiënten kan hersenvliesontsteking optreden. Soms treedt onvruchtbaarheid op door ontsteking van de testes. 

Slide 7 - Slide

vraag 5 De studenten die in het ziekenhuis werden opgenomen kregen geen antibiotica toegediend om de bof te bestrijden.
Waarom hadden antibiotica geen nut?

Slide 8 - Open question

vraag 6: Jos en Krijn bezoeken de open dag van de Hogeschool Utrecht. Na afloop horen zij dat het bofvirus ook daar voorkomt. Zij opperen een aantal ideeën over de bofuitbraak onder studenten
.1 Het bofvirus kan gemuteerd zijn, waardoor de immuniteit bij de studenten daartegen niet meer werkte.
2 Natuurlijke immuniteit voor de bof werkt levenslang, kunstmatige niet.
3 Tentamenstress kan het immuunsysteem van de studenten tijdelijk verminderen.
Welke uitspraken kunnen verklaren dat de bof onder studenten van de Hogeschool Utrecht weer de kop heeft opgestoken?

A
stelling 1 en 2
B
stelling 1 en 3
C
stelling 2 en 3
D
alle stellingen

Slide 9 - Quiz


vraag 7 Krijn is nooit tegen de bof gevaccineerd en heeft de ziekte nog niet gehad.
Door de activiteit van welke cellen zal hij bij een besmetting van de bof kunnen genezen?

A
geheugencellen, B-cellen en T-cellen
B
B en T-cellen
C
alleen geheugencellen en B-cellen
D
alleen B-cellen

Slide 10 - Quiz

vraag 8 Difterie
Op kerstavond 1891 injecteerde Ernst Geissler serum bij een kind dat leed aan difterie. Het kind genas wonderwel. Welke vorm van immunisatie is dit?

A
kunstmatig actief
B
kunstmatig passief
C
natuurlijk actief
D
natuurlijk passief

Slide 11 - Quiz

vraag 9 Antistofvorming
Een hoeveelheid van een specifiek antigeen wordt bij iemand ingespoten.
Bekijk afb. 4. Grafiek P geeft het verband aan tussen de hoeveelheid antistof die na de injectie wordt gevormd en de tijd die nodig is voor deze vorming.

Hoe ziet de lijn eruit als de patiënt na een paarweken weer met dit specifieke antigeen wordt ingespoten?

A
Q
B
P
C
R
D
S

Slide 12 - Quiz

vraag 10 Resusfactor
Een vrouw heeft resusnegatief bloed. Indien zij in verwachting is van een kind met resuspositief bloed, bestaat er in bepaalde gevallen een kans dat rode bloedcellen van het kind worden afgebroken.
Enkele maanden voor de geboorte kun je deze kans onderzoeken. Je moet dan bloed van (1) onderzoeken op de aanwezigheid van (2).

A
1 = bloed kind 2 = antigenen
B
1 = bloed moeder 2 = antigenen
C
1 = bloed kind 2 = antistoffen
D
1 = bloed moeder 2 = antistoffen

Slide 13 - Quiz

vraag 11:
Slijmvliezen vormen welk type afweer afweer?
A
specifiek
B
mechanisch
C
chemisch
D
aspecifiek

Slide 14 - Quiz

vraag 12: Welke behoort tot de niet-specifieke afweer?
A
T-helpercel
B
cytotoxische T cel
C
Macrofagen
D
B-plasmacellen

Slide 15 - Quiz

Vraag 13: Wat is fagocyteren?
A
opeten van ziektekiemen door witte bloedcellen
B
de specifieke afweer van T cellen
C
de specifieke afweer van B cellen
D
verhoogde bloedingsneiging

Slide 16 - Quiz

Vraag 14:
Lysozymen in speeksel breken de celwand van bacteriën af. Dit is een voorbeeld van:
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 17 - Quiz

vraag 15: Welke cellen starten de specifieke (verworven) afweer?
A
T-helpercellen
B
B-cellen
C
Antigeen presenterende cellen
D
Cytotoxische T-cellen

Slide 18 - Quiz