Thema 9: 9.24 Hulp bieden bij mobiliteit

1 / 32
next
Slide 1: Slide
ZorgMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Het bewegingsapparaat

Slide 2 - Slide

Het bewegingsapparaat bestaat uit 3 onderdelen. Dat zijn:
A
Botten, gewrichten en spieren
B
Botten, gewrichten en weefsels
C
Spieren, gewrichten en schedel
D
Ik heb echt geen idee

Slide 3 - Quiz

Wat is het doel van het bewegingsapparaat?

A
Bewegen van het lichaam
B
Lopen, springen en fietsen
C
Bewegen van je skelet
D
Ik heb geen idee

Slide 4 - Quiz

Bewegingsapparaat
Dit bestaat:
Botten, gewrichten, en spieren

Hierdoor kun je bewegingen maken, 
zoals lopen fietsen, gooien, springen,
zitten........


   

Slide 5 - Slide

Uit hoeveel botten denken jullie dat ons skelet bestaat?
Schrijf dat op.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Link

Wat is de functie van ons skelet?
A
Stevigheid en bescherming
B
Voorraadplaats voor kalk
C
Vorming van rode bloedcellen
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist

Slide 8 - Quiz

Waarom hebben we een skelet?
* Stevigheid + vorm
* Beschermt kwetsbare organen ( hart, longen etc.)
* Aanhechtingsplaats voor de meeste spieren
* Bloedcellen en bloedplaatjes worden in botten gevormd
* Voorraadplaats voor kalk

Slide 9 - Slide

Wat denken jullie dat het zwaarste bot is van het skelet?

Slide 10 - Open question

Weefsel
  • Het skelet bestaat voor het grootste deel uit been- of botweefsel
  • Botweefsel  = hard, stevig, sterk. Niet te buigen.
  • Kraakbeen weefsel: op plaatsen waar je moet kunnen bewegen: bijvoorbeeld bij gewrichten en neus en oorschelp 


Slide 11 - Slide

Gewrichten
  • Een gewricht moet kunnen draaien, buigen en gewicht dragen
  • Dankzij gewrichten schuren
    de botten niet over elkaar


Slide 12 - Slide

Hoeveel verschillende soorten gewrichten hebben we?

Slide 13 - Open question

Verschillende versies
  • Kogelgewricht: rondom draaien - schouder, arm
  • Rolgewricht: links en rechts - spaakbeen en ellepijp
  • Scharniergewricht: buigen - vingers
  • Zadelgewricht: 2 assen draaien - middenhandsbeentje en duim

Slide 14 - Slide

Scharnier gewricht
Rol gewricht
Zadel gewricht
Kogel gewricht

Slide 15 - Drag question

Gewrichten
Gewricht = Gewrichtskom + gewrichtskop 

Vloeistof - Synovia= Smeermiddel van gewricht.​
Gewricht kapsel = Vlies dat het hele gewricht bedenkt en beschermd. ​
Buitenzijde gewricht - Gewrichtsbanden en pezen -
zorgen voor extra versteviging​

Pees = Perbinding bot en spieren



Slide 16 - Slide

Spieren
  • De spier is een lichaamsdeel dat door samentrekking zorgt voor een   ontstaan voor het ontstaan van een beweging. ​
      Bestaat uit spiercellen en spiervezels. ​
  • De meeste spieren lopen van het ene bot naar het andere. Niet allemaal,   bijvoorbeeld: Kringspieren: mond & anus.​
  • Spieren trekken samen bij inspanning. ​
       Voorbeeld: arm


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Schedel
Functie: Hersenen beschermen, 
ook de gehoor-, reuk- en gezichtzintuigen
​Schedel bestaat uit:​
- Aangezichtsschedel: onderkaak, bovenkaak, jukbeenderen en neusbeentjes. ​
- Schedeldak: voorhoofdsbeen, wandbeenderen, achterhoofdsbeen en slaapbeenderen. ​
- Schedelbasis: bodem van de schedel. Bestaat uit verschillende groeven. De vorm is onregelmatig en er zitten veel openingen in. Daardoor ontstaat er een verbinding tussen de hersenen en het ruggenmerg. ​




Slide 19 - Slide

Waaruit bestaat de schedel?
Baby: 
Schedeldak is in het begin niet helemaal gesloten. 
Er zit ruimte tussen de schedelbeenderen. 
Op die plaats zit bij een baby huid die op en neer gaat. 
Dit heet de fontanel. ​




Slide 20 - Slide

Wat zijn ledenmaten?

Slide 21 - Open question

Ledenmaten
Een ledematen zijn een aan de romp hangend onderdeel van het lichaam dat door spieren bewogen kan worden en dat uit verscheidene geledingen bestaat.  

Ledematen zijn: de armen en benen bij de mens.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Hulp bieden bij verplaatsen
Mobiliteitsprobleem - Een cliënt die niet of beprekt kan bewegen
Transfer - Als helpende help je een cliënt met verplaatsen
Eventueel maak je gebruik van hulpmiddelen (zorgplan)

Slide 25 - Slide

Tillen
Waarom zijn er regels over tillen?​

Max. 15 kilo per hand duwen of trekken.​
Met je vingers  mag je nauwelijks trekken en duwen (denk aan aan- en uittrekken van steunkousen) .​
Max 23 kilo tillen
Zorg altijd voor samenweking met de cliënt



Slide 26 - Slide

Welke hulpmiddelen m.b.t. verplaatsen van een cliënt hebben jullie in de praktijk?

Slide 27 - Open question

Hulpmiddelen
Steeklaken​

Glijzeil​
Draaischijf​
Tillift​

Ieder groepje één hulpmiddel.​
Wat is het hulpmiddel?​
Bij wat voor soort cliënt/problemen zou je dit hulpmiddel gebruiken?​
- Wat is het nadeel hiervan?​






Slide 28 - Slide

Houdingen in bed

Slide 29 - Slide

Vlakke rugligging

Cliënt ligt plat op bed​

Kan voorgeschreven zijn bij een hernia of hersenschudding.
Halfzittende of rechtop zittende houding

Vaak bij mensen met ademhalingsproblemen. ​
Aantal kussens nodig en een verstelbaar hoofdeinde, of kussensteun. 

Slide 30 - Slide

Zijligging

Gebruik je bij cliënten die bewusteloos zijn of bij kans op speeksel/braaksel in de luchtwegen.  
-  Of bij iemand met een huidaandoening aan de rug. ​
Cliënten kunnen vaak niet zelf zeggen of ze goed liggen.
 Hier dus bij opletten of niks dubbel zit etc.
Buikligging​

Pas je toe om contracturen 
in de heupgewrichten te voorkomen.​
Contractuur ontstaat door een blijvende verkorting van spieren en pezen.

Slide 31 - Slide

Huiswerk
- Maken in blauwe boek Thiememeulenhof:
   Helpende Zorg en Welzijn
   Thema 9, hoofdstuk 9.24 opdr. 1 & 2
 

Slide 32 - Slide