Bron C+D

Huiswerk Bron C
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Huiswerk Bron C

Slide 1 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  1. Uitleg van de basis
  2. Uitleg onregelmatige vormen
p.70

Slide 2 - Slide

Basis p.70
Pas het bijvoeglijk naamwoord aan, aan het zelfstandig naamwoord.
               
m
v
ev
-
+e
mv
+s
+es
 Voorbeeld:
 le vélo noir
 la voiture noire
 les vélos noirs
 les voitures noires
Maak nu oefening 16 c,d,e

Slide 3 - Slide

Uitzonderingen p.71
(lekker/goed)  bon
(mooi)                beau
(nieuw)              nouveau
(oud)                   vieux

De vorm in het vrouwelijk en meervoud is onregelmatig

Slide 4 - Slide

man
m. mv
vr
vr.mv
bon
goed
bon
bons
bonne
bonnes
beau 
mooi
beau
beaux
belle
belles
nouveau
nieuw
nouveau
nouveaux
nouvelle
nouvelles
vieux
oud
vieux
vieux
vieille
vieilles

Slide 5 - Slide

Of zo: 
m
v
ev
bon
bonne
mv
bons
bonnes
m
v
ev
beau
belle
mv
beaux
belles
m
v
ev
nouveau
nouvelle
mv
nouveaux
nouvelles
m
v
ev
vieux
vieille
mv
vieux
vieilles
 oefening 17b
samen

Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijwoord
D
voorzetsel

Slide 7 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord ?
A
beau
B
petit
C
qui
D
grand

Slide 8 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 9 - Quiz

Révision 
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 10 - Drag question

Une voiture
deux T-shirts 
Les chats sont
un garçon 
Marie est

bleus

sportif 

bleue

adorables

petite

Slide 11 - Drag question

Wat is de vrouwelijke vorm van beau en nouveau?
A
beaue - nouveaue
B
belle - nouvelle
C
beaux - nouveaux

Slide 12 - Quiz

Wat is de vrouwelijke vorm van oud?
A
vieux
B
nouveau
C
vieille
D
nouveaux

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 14 - Quiz

Huiswerk
Ga naar Grandes Lignes --> PLANNING 
Maak de opdrachten (7abc en 11abc)

Ze gaan over de woorden en grammatica (gebruik je boek!)

Slide 15 - Slide