3.2 Demonstrative pronouns, tag questions.

3.2 Demonstrative pronouns, tag questions.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.2 Demonstrative pronouns, tag questions.

Slide 1 - Slide

Demonstrative pronouns

Slide 2 - Slide


Look, I bought ________ shoes today.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 3 - Quiz

Can you give me ________ bag? It's too far away.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 4 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij één ding, dat dichtbij is?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 5 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:
Can I try on ____ T-shirt over there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 6 - Quiz


____ party is boring. Shall we go home?

A
This
B
These
C
That
D
Those

Slide 7 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij meerdere dingen, die ver weg zijn?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 8 - Quiz

Who are .............. girls over there?

A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 9 - Quiz


Are ... your shoes outside?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 10 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij meerdere dingen, die dichtbij zijn?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quiz

Is ____ your brother over there, on the stairs?
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 12 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord gebruik je bij één ding, dat ver weg is?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 13 - Quiz


Yum! ____ chocolates are delicious!
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 14 - Quiz

Ik snap hoe ik de aanwijzende voornaamwoorden moet toepassen.
Ja
Een beetje
Nee

Slide 15 - Poll

Ik weet nu wat de aanwijzende voornaamwoorden zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

TAG QUESTIONS

Slide 17 - Slide

Tag questions
Als de zin bevestigend is, is de tag question ontkennend.

Als de zin ontkennend is, is de tag question bevestigend.

Slide 18 - Slide

Tag questions 1

Slide 19 - Slide

Tag Questions

Slide 20 - Slide

TAG QUESTIONS:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....
A
bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 21 - Quiz

TAG QUESTIONS:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....
A
ook bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 22 - Quiz

My brother is a lovely boy, ...... ....?
A
is he?
B
isn't he?

Slide 23 - Quiz

You can't believe your eyes, ...... ....?
A
can you
B
can't you

Slide 24 - Quiz

TAG QUESTIONS
She is always at work, ... ?

Slide 25 - Open question

Vul de tag question in:
It isn't difficult, ....?

Slide 26 - Open question

Vul de 'Tag question' in.
You haven't seen him around, ..... ...?

Slide 27 - Open question

Vul de tag question in:
They aren't Italian, ....?

Slide 28 - Open question

Tag question:
She is annoying , ........ ?

Slide 29 - Open question

Ik weet hoe ik Tag Questions moet maken.
Niet Helemaal
Helemaal niet
Een beetje
Ja, ik kan het!
Ik heb nog wat vragen

Slide 30 - Poll

Slide 31 - Link

Slide 32 - Slide