hoofdstuk 5

De steden en staten 
5.1 nieuwe steden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De steden en staten 
5.1 nieuwe steden

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • ken je de begrippen de begrippen: Burgemeester, schepenen, schout en stadsrechten. 

  • kun je  uitleggen hoe steden in de middeleeuwen zijn ontstaan 

  • kun je uitleggen hoe de steden werden bestuurd en hoe ze bestuurd werden.


Woorden die rood zijn gemarkeerd, kan je misschien moeilijk vinden. Schrijf deze op in je woorden schrift :)


      Slide 2 - Slide

      Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
      In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.

      Slide 3 - Slide

      Tijd van Grieken en Romeinen
      (500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
      Tijd van Monniken en Ridders
      (500-1000)
      (Vroege Middeleeuwen)
      Tijd van Steden en Staten
      (1000-1500)
      (Late Middeleeuwen)
      1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
      (Einde van de Middeleeuwen)
      ⚓️
      476: Val van het West-Romeinse Rijk
      (Begin van de Middeleeuwen)
      🔥
      Tijd van Ontdekkers en Hervormers
      (1500-1600)
      Tijd van Regenten en Vorsten
      (1600-1700)
      Tijd van Pruiken en Revoluties
      (1700-1800)
      1000: Vanaf het jaar duizend ontstaan er grotere steden in Europa, dit gebeurt langs handelsknooppunten!

      Slide 4 - Slide

      Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
      • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

      • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

      • Ongeveer tussen 500 en 1500

      • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
      • Late Middeleeuwen: 1000-1500

      Slide 5 - Slide


      Late Middeleeuwen
      Tijd van Steden en Staten (1000-1500), er verandert veel:
      • Het is 'veiliger' en 'rustiger'
      • Verbetering in de landbouw
      • Er komt meer handel
      • Geld komt weer terug
      • Bevolking groeit
      • Er ontstaan steden
      • Macht van de steden neemt toe
      • De adel krijgt (soms) minder macht
      Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen. Je ziet dat de kerk een centrale plek heeft in de stad en dat er dankzij de muur en de gracht veel bescherming is.

      Slide 6 - Slide

      De Nederlanden

      • Nederland als één land bestond nog niet in de Middeleeuwen

      • Er waren veel kleine gebieden, die bij elkaar 'De Nederlanden' heetten.

      • In die gebieden was een heer, edelman, (bijv. graaf of hertog) de baas 

      • Hij maakte de wetten

      Slide 7 - Slide

      Steeds meer handel
      • Verbeteringen in de landbouw leveren meer oogst op.

      • Overschotten worden verkocht of geruild op markten.

      • Geld wordt steeds meer gebruikt als (handig) ruilmiddel.

      • Einde aan de aanvallen van Vikingen in West-Europa: meer veiligheid

      • Handelaren komen daardoor in verschillende landen en nemen andere producten (wijn of zijde) mee.
      Iedere stad had zijn eigen munten. Omdat er zoveel verschillende munten waren kon je in iedere stad de juiste munten kopen/ruilen.
      Op dit plaatje zie je zo een wisselkantoor! De geldmeester weegt de munten, hoe zwaarder de munt hoe meer die waard is.

      Slide 8 - Slide

      Steden ontstaan
      • Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.

      • Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster.

      • Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten.

      • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.
      Op de jaarmarkt werd van alles verkocht: kleding, varkens, graan, potten, etc. Op de afbeeldingen zie je sommige van de producten terug. Je ziet ook goed dat de handelaren mooie kleding hadden, zij werden steenrijk van de handel!

      Slide 9 - Slide

      Aan het werk 
      Jullie maken opdracht 1 t/m 5 van paragraaf 5.1 (blz. 94 en 95 WB)

      In tweetallen ga je aan de slag, je stelt mij dus geen vragen 😁

      Wie het snelst klaar is krijgt...? 😎

      Slide 10 - Slide

      Blij met de stad!
      • Alle inwoners van een graafschap moesten gehoorzaam zijn aan de heer.

      • Ook de inwoners van steden, maar die wilden liever eigen baas zijn.

      • De heer vond een machtige en rijke stad helemaal niet erg: al die rijkdom!

      • De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten.

      • Door die rijkdom en stadsrechten werden handelaren vaak belangrijker dan de adel!
      De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland

      Slide 11 - Slide

      Stadsrechten
      • Een stad met stadsrechten mag een stadsmuur bouwen.

      • De stad mag zelf rechtspreken, maar een ambtenaar (de schout) van de heer moet wel aanwezig zijn en een deel van de boetes is voor de heer

      • De inwoners van een stad waren vrije burgers (geen bezit van de heer)

      • In ruil voor deze rechten moet de stad belasting betalen aan de heer.

      Slide 12 - Slide

      Ontwikkeling
      van steden


      • De steden ontstonden pas in de
        late middeleeuwen.

      • In de stad is het ook onveilig door ziektes als de pest en kans op brand.

      • Wat zag je als je een middeleeuwse stad binnen ging?
      Steden in de middeleeuwen waren bijna helemaal van hout. Alleend de kerk, muren en huizen van de rijken waren van steen.

      Slide 13 - Slide

      Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
      Wat zie je als je een middeleeuwse stad zou binnen lopen?
      Het was er druk en krap: de meeste steden waren niet groter dan 5000 inwoners, maar omdat het er klein en smal was leek het veel drukker.
      De markt
      Deze geestelijken houden een processie: een tocht door de stad om hun geloof in God te laten zien. Soms werd dit gedaan om boete te doen.
      De winkels waren meestal duidelijk te herkennen aan uithangborden, waarop symbolen van de ambachten stonden, zoals een vis of brood.
      In principe mocht iedereen de stad binnen, zolang je maar geen (grote) wapens meenam. Messen moesten worden gemeten: was een mes te groot dan moest je hem bij de stadspoort achterlaten.
      Inwoners van een stad noemen we tegenwoordig vaak burgers, maar in de Middeleeuwen werd meestal de term poorter gebruikt: iemand die binnen de poorten van een stad woont.
      Een van de grootste gevaren van een middeleeuwse stad was brand. De meeste huizen waren van hout, en een klein vuurtje kon binnen enkele dagen de halve stad in as hebben gelegd. Ambachten waarbij veel vuur werd gebruikt, zoals bijvoorbeeld een smederij, bevonden zich daarom op speciale plekken in de stad.
      Schapen, kippen, honden en varkens: er liepen in een stad vaak net zoveel dieren als mensen rond. 
      Niet alle straten waren bestraat: na een regenbui was het een grote modderpoel, waarbij het (huis)vuil door de straten spoelde.
      Riolering of een vuilnisdienst bestond nog niet. Mensen gooiden hun afval soms gewoon op straat of in de gracht. Het stonk er dus nogal, vooral ’s zomers. Die viezigheid was ook gevaarlijk. Het vuil trok ongedierte aan, zoals ratten. Hierdoor braken er ziekten uit.
      Water (om te drinken en om schoon te worden) werd uit de gracht gehaald. Inderdaad: 500 meter verderop was er nog afval in gegooid...
      De schandpaal was één van de straffen die je in de Middeleeuwen kon krijgen.
      Er waren maar een paar gebouwen van steen in een middeleeuwse stad, zoals bijvoorbeeld de kerk of het stadhuis. Later komen er meer stenen gebouwen bij, zoals bijvoorbeeld de gildenhuizen.
      Huizen in deze bouwstijl noem je vakwerkhuizen: de balken in de muren zorgen voor de stevigheid van het huis. De ruimte tussen de balken worden opgevuld met takken van bijvoorbeeld wilgen. Vervolgens worden ze geplamuurd met een mengsel van stro en leem.
      In een stad was van alles te vinden: eten, drinken, handel en vermaak. Het was er vies, maar mensen kwamen er graag.

      Slide 14 - Slide

      Noem 2 voordelen van het leven in een middeleeuwse stad.

      Slide 15 - Open question

      Noem 2 nadelen van het leven in een middeleeuwse stad.

      Slide 16 - Open question

      Wie is de baas?
      Door de stadsrechten kreeg de stad een eigen bestuur: 

      • De schout is de plaatsvervanger van de heer in de stad bij de rechtspraak en hij was de baas van de schepenen.

      • Samen met de schepenen bepaalde hij de straf.

      • Ze kregen advies van een raad.

      • De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.

      Slide 17 - Slide

      Straffen in de Middeleeuwen

      • Zeker: lijfstraffen en doodstraffen kwamen voor...

        ...maar de meeste straffen waren geldboetes! 

      • Die leverden meer op en kostten minder geld: een beul moet je als stad namelijk ook gewoon betalen!
      Op de afbeeldingen zie je heel veel soorten straffen die voorkwamen in de middeleeuwen.
      Iemand gaat op de brandstapel, iemand wordt opgehangen, iemands hand wordt er afgehakt (als je iets had gestolen), iemand wordt geradbraakt en iemand wordt onthoofd.

      Slide 18 - Slide

      Hoe wordt de stad nu bestuurd?

      • Herken jij de man op de foto?

      • Het is de burgemeester van Den Haag, meneer Remkes.

      • Ook vandaag hebben veel steden nog een burgermeester, op de volgende slide leer je wat een burgermeester tegenwoordig doet.

      Slide 19 - Slide

      Lokale politiek
      Burgermeester
      (soort minister-president)

      • Geeft leiding en voert beleid uit.
      Gemeenteraad
      (soort tweede kamer)

      • Bedenkt en stemt op plannen.
      Wethouders
      (soort ministers)

      • Voeren het beleid in de gemeente uit. 

      Slide 20 - Slide

      Aan het werk!
      Vandaag gaan jullie in groepjes van 4 aan het werk. 

      Elke groep krijgt een woord. Bedenk samen zes woorden die daarbij horen. Als je klaar bent, leg je het woord uit zonder de zes bedachte woorden te gebruiken!

      Je doet dit dus samen! Als jullie er als groep echt niet uitkomen, kunnen jullie mij een hint vragen🤷🏻‍♀️

      Slide 21 - Slide