3V 1.3 Elektriciteit in huis

1.3 Elektriciteit in huis
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ExactMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

1.3 Elektriciteit in huis

Slide 1 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
  • 1,3 Elektriciteit in huis bespreken
  • maken DB 1.3 Elektriciteit in huis
      opdr: 1 t/m 9 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt de totale stroomsterkte in een groepsleiding berekenen.
  2. Je kunt het totale vermogen berekenen dat op een groep is aangesloten.
  3. Je kunt verschillende draden in een huisinstallatie beschrijven en hun functie toelichten.
  4. Je kunt berekeningen maken met het verband tussen vermogen,spanning en stroomsterkte

Slide 3 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
De huisinstallatie
Door de muren en plafonds van een woonhuis loopt een netwerk van elektriciteitsdraden.

Slide 4 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
De huisinstallatie
Door de muren en plafonds van een woonhuis loopt een netwerk van elektriciteitsdraden.
  • De hoofdleiding komt via de voordeur het huis binnen.
  • Na de energiemeter splits het in 4 a 6 parallel groepen.

Slide 5 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
De huisinstallatie
Door de muren en plafonds van een woonhuis loopt een netwerk van elektriciteitsdraden.
  • De hoofdleiding komt via de voordeur het huis binnen.
  • Na de energiemeter splits het in 4 a 6 parallel groepen.
  • Op elk lichtpunt en stopcontact staat 230 V.

Slide 6 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
De huisinstallatie
Elke groep (vertakking) heeft een groepsschakelaar om veilig de spanning uit te zetten.

Slide 7 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
De huisinstallatie
Elke groep (vertakking) heeft een groepsschakelaar om veilig de spanning uit te zetten.
  • Hoe groter het vermogen, des te groter is de stroomsterkte. 

Slide 8 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
De huisinstallatie
Elke groep (vertakking) heeft een groepsschakelaar om veilig de spanning uit te zetten.
  • Hoe groter het vermogen, des te groter is de stroomsterkte. 
  • Als je de stroomsterkte van alle takken bij elkaar optelt krijg je de totale stroomsterkte.

Slide 9 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
Het totale vermogen
De apparaten die op een groep zijn aangesloten staan niet allemaal gelijk aan.

Slide 10 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
Het totale vermogen
De apparaten die op een groep zijn aangesloten staan niet allemaal gelijk aan.
  • Je kunt het totale vermogen berekenen door alle vermogens bij elkaar op te tellen.

Slide 11 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
Het totale vermogen
De apparaten die op een groep zijn aangesloten staan niet allemaal gelijk aan.
  • Je kunt het totale vermogen berekenen door alle vermogens bij elkaar op te tellen.
  • Je kunt het totale vermogen ook berekenen door:

Slide 12 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
Het totale vermogen
Een wasmachine (3000 W), een waterkoker (2000 W) en een stofzuiger (900 W) worden aangesloten op dezelfde groep (230 V) in de keuken.
Bereken de stroomsterkte die door de leiding loopt.

P = P1 + P2 + P3 = 3000 + 2000 + 900 = 5900 W

Slide 13 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
Het totale vermogen
Een wasmachine (3000 W), een waterkoker (2000 W) en een stofzuiger (900 W) worden aangesloten op dezelfde groep (230 V) in de keuken.
Bereken de stroomsterkte die door de leiding loopt.

P = P1 + P2 + P3 = 3000 + 2000 + 900 = 5900 W
It=UP=2305900=25,7A

Slide 14 - Slide

1.3 Elektriciteit in huis
Fasedraad en nuldraad

  • In het stopcontact zitten twee draden.
  • De draden zijn gemaakt van koper (geleider) en kunststof/vinyl (isolator).
  • Op de fasedraad staat een spanning van 230 V en is bruin van kleur.
  • Op de nuldraad staat geen spanning en is blauw van kleur.
  • Op het schakeldraad staat een spanning als de lamp in de AAN stand staat,                      het schakeldraad is zwart.

Slide 15 - Slide

Fasedraaden nuldraad
Bruin - fasedraad
Blauw - nuldraad

Bruin 230V - Blauw geen spanning

Schakelaar naar lamp zwarte draad
 - Schakeldraad: Alleen spanning als schakelaar aan staat

Slide 16 - Slide

Energie
  • Het energieverbruik van een apparaat meet je door het vermogen keer de tijd te doen. De formule is:
  • E = P * t
  • De eenheid van energieverbruik is kilowattuur [kWh]
  • Dit wordt gebruikt om de energierekening te betalen!

Opdracht: vul de tabel van opdracht 2 in

Slide 17 - Slide

Energie meten
  • In de meterkast thuis zit een kWh-meter (kilowattuurmeter)

Slide 18 - Slide

Energie Meten in KWH
De energiemeter in je meterkast meet in KWH
E=P x t
Je kan energieverbruik meten in KWH of J
Je moet ze dus soms omrekenen

Slide 19 - Slide

De joule als eenheid
Met 1 joule kun je niet veel doen.
Daarom gebruik je meestal kJ (kilojoule) = 1.000 J = 1*103
 of MJ (megajoule) = 1.000.000 J = 1*106 J

In een huis wordt energie verbruik niet in joule gemeten maar in kWh. (kWh meter)

Slide 20 - Slide

Van kWh naar Joule
Van kWh naar Joule rekenen:





Dus: 1 kWh = 3,6 MJ
kWh
Joule 
E = P(kW) · t(h)
E = 1 kW × 1 h
E = 1 kWh
E = P(W) · t(s)
E = 1000 W × 3600 s
E = 3,6·106 J = 3,6 MJ

Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Aan de slag!
- maken opdracht 1 t/m 9 van §1.3 (boek + schrift)

- blz 37,38,39
timer
25:00

Slide 24 - Slide