Paragraaf 5.2 - Gemiddelde snelheid

5.2 Gemiddelde snelheid
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

5.2 Gemiddelde snelheid

Slide 1 - Slide

Vandaag
Herhaling vorige les
H5.2; Gemiddelde snelheid

Slide 2 - Slide

Leerdoelen vorige les
  1. Je kunt uitleggen wat je op een stroboscopische foto ziet en hoe je zo’n foto maakt.
  2. Je kunt benoemen welke twee dingen je moet weten om uit een stroboscopische foto de gegevens voor een afstand-tijddiagram te halen.
  3. Je kunt een afstand-tijdtabel invullen.
  4. Je kunt op een afstand-tijddiagram bij een tijdstip de bijbehorende afstand aflezen, en omgekeerd.

Slide 3 - Slide

Welke afstand heeft de bal afgelegd tussen t=0,0 s en t=1,0 s
A
1,0 cm
B
1,0 m
C
0,5 cm
D
10 cm

Slide 4 - Quiz

Welke afstand heeft de bal afgelegd tussen t=1,0 s en t=1,5 s
A
20,0 cm
B
1,5 cm
C
0,5 cm
D
10 cm

Slide 5 - Quiz

Welke afstand heeft de bal afgelegd tussen t=1,0 s en t=2,5 s
A
56 cm
B
46 cm
C
60 cm
D
10 cm

Slide 6 - Quiz

Dit is een stroboscopische foto
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Dit is een stroboscopische foto
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Je ziet twee foto's.
Welke van deze twee is (of
zijn) een stroboscopische foto?
A
alleen links
B
alleen rechts
C
zowel links als rechts
D
geen van beide

Slide 9 - Quiz

Welke grootheid ligt er van te voren al vast bij een stroboscopische foto
A
afstand
B
tijd

Slide 10 - Quiz

Wat heb je nodig om een
afstand-tijd-diagram in te vullen?
A
Een ingevulde afstand-tijd-tabel
B
Een stroboscopische foto
C
Een video
D
A, B en C

Slide 11 - Quiz

Wat moet je altijd op de horizontale as zetten bij een afstand,tijd-diagram?
A
De afstand
B
De tijd

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen van paragraaf 5.2
1. Je kunt de gemiddelde snelheid van een voorwerp berekenen.
2. Je kunt snelheid in m/s omrekenen naar km/h.
3. Je kunt de afstand berekenen die een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Grootheden en eenheden
In de natuurkunde en scheikunde hebben we het vaak over grootheden en eenheden. Hieronder staat een lijstje welke grootheden en eenheden we in deze paragraaf gebruiken:

Grootheid
Eenheid 1
Eenheid 2
Afstand
meter (m)
kilometer (km)
Tijd
seconden (s)
uur (h)
Snelheid
meter per seconde (m/s)
kilometer per uur (km/h)

Slide 15 - Slide

Met welke eenheid kun je afstand aanduiden? (meer antwoorden zijn goed)
A
Kilometer
B
Lengte
C
Afstand
D
Meter

Slide 16 - Quiz

Met welke eenheid kun je tijd aanduiden? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Seconden
B
Uren
C
Minuten
D
Klok

Slide 17 - Quiz

De formule voor gemiddelde snelheid



In deze les gebruiken we voor afstand de eenheden meter en kilometer, voor tijd gebruiken we de eenheden seconden en uren
Vgem=ts

Slide 18 - Slide

Een rekenvoorbeeld
Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?

Slide 19 - Slide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t

Slide 20 - Slide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t
O | -

Slide 21 - Slide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t
O | -
B | vgem= 200 / 4

Slide 22 - Slide

Stel dat een auto 200 kilometer aflegt en daar 4 uur over doet. Wat is dan de gemiddelde snelheid?
F |      vgem= s / t
O |     -
B |     vgem= 200 / 4
A+E| vgem= 50 km/h

Slide 23 - Slide

Een atleet loopt 500 meter in 50 seconden.
Wat is zijn gemiddelde snelheid?
A
10 m/s
B
0,1 m/s
C
2500 m/s
D
25 m/s

Slide 24 - Quiz

Van m/s naar km/h
Waarschijnlijk zegt de snelheid in meters per seconden je niet zo veel. Om snelheid uit te drukken gebruiken we vaak kilometer per uur.


Slide 25 - Slide

Snelheid omrekenen

Slide 26 - Slide

Waarom 3,6?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Snelheid omrekenen

Slide 36 - Slide

Sietse fietst met een snelheid van 5,5 m/s.
Hoeveel km/h is dat?
A
19,8
B
5,5
C
1,53
D
55

Slide 37 - Quiz

Ik fiets met 15 km/h naar school, daar doe ik een uur over. Hoeveel km moet ik fietsen?
A
5 km
B
15 km
C
30 km
D
1,5 km

Slide 38 - Quiz

Aan de slag
Maken opdracht 1 t/m 13
Af? Nakijken 
Nakijken klaar? Rustig wat voor jezelf doen

Slide 39 - Slide

Snelheid is een ...
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 40 - Quiz


Wat is snelheid?
A
De afstand die je aflegt in een uur
B
De afstand die je aflegt in een bepaalde tijd
C
De tijd die je nodig hebt om een kilometer af te leggen
D
De tijd die je nodig hebt om een meter af te leggen

Slide 41 - Quiz

Seconden is een ... ?
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 42 - Quiz

Hoe veel seconden gaan er in een minuut?
A
30
B
45
C
1800
D
60

Slide 43 - Quiz

Hoe veel seconden gaan er in een uur?
A
6000
B
3600
C
36000
D
100

Slide 44 - Quiz

Wie is sneller:
Piet loopt de 100m in 15 seconden.
Henk loopt de 100m in 20 seconden.

A
Piet
B
Henk
C
even snel

Slide 45 - Quiz

Hoe reken je van uur naar seconde?
A
delen door 120
B
vermenigvuldigen met 120
C
delen door 3600
D
vermenigvuldigen met 3600

Slide 46 - Quiz