Enkelvoud meervoud

meervoud
Ik weet wanneer ik -s en -en gebruik in het meervoud.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 1-3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

meervoud
Ik weet wanneer ik -s en -en gebruik in het meervoud.

Slide 1 - Slide

hoor je ǝ ?
Hoor je ǝ in de laatste lettergreep dan is het meervoud + s.
1 lepel
5 lepels

Slide 2 - Slide

 +  's (komma s)
Is de laatste klank van het woord een klinker (a, e, i, o, u) dan   +  's.

Slide 3 - Slide

Woorden die eindigen op:
- el
- er
- a, e, i, o, u, y
- je
- e

Slide 4 - Slide

meervoud met -s

Slide 5 - Slide

hoor je geen ǝ ?
Hoor je geen ǝ in de laatste lettergreep dan is het meervoud +en.
1 bloem
5 bloemen

Slide 6 - Slide

meervoud +en

Slide 7 - Slide

Wat is het meervoud van

ponny
A
ponnies
B
ponnys
C
ponny's
D
ponnie's

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van kast?
A
kasts
B
kasten
C
kast's
D
kast

Slide 9 - Quiz

WAT IS HET MEERVOUD VAN MEESTER
A
MEESTERS
B
MEESTEREN
C
MEESTER'S
D
MEESTER

Slide 10 - Quiz

WORST
A
WORSTS
B
WORSTEN
C
WORSTE
D
WORSTS

Slide 11 - Quiz

WAT IS HET MEERVOUD VAN JONGEN
A
JONGEREN
B
JONGEN'S
C
JONGEN'S
D
JONGENS

Slide 12 - Quiz

WAT IS HET MEERVOUD VAN HORLOGE
A
HORLOGE'S
B
HORLOGEN
C
HORLOGES
D
HORLOGE'S

Slide 13 - Quiz

HET MEERVOUD VAN TAXI IS
A
TAXIEN
B
TAXIS
C
TAXIEEN
D
TAXI'S

Slide 14 - Quiz

WAT IS HET MEERVOUD VAN TAFEL
A
TAFELEN
B
TAFLES
C
TAFELS
D
TAFEL'S

Slide 15 - Quiz


A

Slide 16 - Quiz