1B Nederlands week 15 H5 Woordenschat

Inventariseren stand van zaken en kijken/luisteren
Ik weet wat een voorvoegsel en achtervoegsel is
Ik ken het verschil tussen een afleiding en een samenstelling
Ik weet wat er van me verwacht wordt met het boekverslag
Woord van de week
Het voorvoegsel, achtervoegsel en het verschil met samenstellingen
Nederlands 1B
24 maart
Hoofdstuk 5 woordenschat

Zijn alle doelen behaald? 
Doe de quizvragen!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Inventariseren stand van zaken en kijken/luisteren
Ik weet wat een voorvoegsel en achtervoegsel is
Ik ken het verschil tussen een afleiding en een samenstelling
Ik weet wat er van me verwacht wordt met het boekverslag
Woord van de week
Het voorvoegsel, achtervoegsel en het verschil met samenstellingen
Nederlands 1B
24 maart
Hoofdstuk 5 woordenschat

Zijn alle doelen behaald? 
Doe de quizvragen!

Slide 1 - Slide

Woord van de week: Jonathan

Slide 2 - Slide

Een leesboek uitzoeken
  • Leesboek 2
  • C-boek
  • Controle bij docent
  • Opdracht: een verslag

Slide 3 - Slide

Uitleg boekverslag


Via aparte Lessonup vrijdag in de les, die wordt ook met jullie gedeeld zodat je het altijd terug kunt vinden.

Slide 4 - Slide

Woordslang maken
Pak een lege bladzijde in je schrift.......

Begin met een samengesteld woord, bijvoorbeeld spinnenweb, draaideur, schooltafel.

Maak vervolgens een woord dat begint met het laatste woord van het vorige, dus webwinkel, deurklink, tafellaken etc. etc. 
timer
3:00

Slide 5 - Slide

Voorvoegsel
Een voorvoegsel is een woorddeel dat je vóór een woord plakt om de betekenis (of de functie) van dat woord te veranderen.

Een voorvoegsel kun je niet los gebruiken.
Voorbeeld: on + rustig = onrustig

Slide 6 - Slide

Achtervoegsel
Een achtervoegsel is een woordje dat je achter een ander woord plakt. Belangrijk: dit woord kun je los niet gebruiken!

Voorbeelden: -heid, - loos
Dit gaat zo:
betekenis + loos = betekenisloos

Slide 7 - Slide

Wat betekent het voorvoegsel 'anti-'
A
tegen
B
voor
C
zonder
D
opnieuw

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het voorvoegsel 'on-'
A
Elke
B
Tussen
C
Niet
D
Opnieuw

Slide 9 - Quiz

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
extra
B
hoekschop
C
zwartrijder
D
interland

Slide 10 - Quiz

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
soepgroente
B
minibus
C
pizzabroodje
D
vloertegel

Slide 11 - Quiz

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 12 - Quiz

timer
1:00
Bedenk zelf een woord met het voorvoegsel -her

Slide 13 - Mind map

Bedenk zelf een ander woord met een achtervoegsel.

Slide 14 - Open question

Het achtervoegsel -loos betekent....
A
Zonder
B
Groot
C
Negatief
D
Min

Slide 15 - Quiz

Afleidingen
Woorden met voorvoegsels en/of achtervoegsels heten allemaal afleidingen. 

Het is namelijk afgeleid van een bestaand woord!

Slide 16 - Slide

Kort samengevat


Samenstellingen=
woord + woord

Voorbeeld: stoep + tegel = stoeptegel 

Afleidingen=
voorvoegsel+woord
Voorbeeld: in+nemen =
innemen
woord+achtervoegsel
Voorbeeld: vorm + loos=
vormloos


Slide 17 - Slide

Aan de slag!
 
KGT: Hoofdstuk 5 woordenschat, maken opdracht 1 t/m 8 (1 en 2)

Klaar? Geef dit aan bij de docent. Je kunt dan gaan nakijken. 
timer
45:00

Slide 18 - Slide

Een samenstelling bestaat uit:
A
een woord+ achtervoegsel
B
een woord+ voorvoegsel
C
een woord+woord

Slide 19 - Quiz

Wat is het verschil tussen een voorvoegsel en een achtervoegsel?
A
een voorvoegsel zet je voor het woord en een achtervoegsel erachter
B
een voorvoegsel zet je achter het woord en een achtervoegsel ervoor

Slide 20 - Quiz

Op welke manier is de volgende tegenstelling gevormd?

Gedragen - Misdragen
A
Door een voorvoegsel te plaatsen
B
Door het voorvoegsel te veranderen
C
Door een ander woord te gebruiken

Slide 21 - Quiz

Op welke manier zijn de volgende woorden gevormd?

schadeloos - schadeclaim

A
Door een achtervoegsel te plaatsen
B
Door een voorvoegsel te plaatsen
C
Door een ander woord toe te voegen (samenstelling)

Slide 22 - Quiz