Wat? - Verleden tijd
Hoe? - was/were + werkwoord + ing
Wanneer? - iets was een tijdje in het verleden aan de gang, of iets was bezig en werd onderbroken door iets anders (simple past)
Voorbeelden:
When you called, I was doing my homework.
Last night at six she was cooking dinner.
The kids were watching a film, while their dad was reading a book.