toets rekenen infusie examen 2

Een patiënt moet 1500 mg/ 300 ml metronidazol krijgen in een uur tijd. Je stelt de volumetrische pomp in op ...... ml/uur.
A
100 ml/uur
B
150 ml/uur
C
300 ml/uur
D
600 ml/uur
1 / 40
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Een patiënt moet 1500 mg/ 300 ml metronidazol krijgen in een uur tijd. Je stelt de volumetrische pomp in op ...... ml/uur.
A
100 ml/uur
B
150 ml/uur
C
300 ml/uur
D
600 ml/uur

Slide 1 - Quiz

Een patiënt van 72 kg krijgt Zovirax®. De dosering is 3 x dd 10 mg/kg lichaamsgewicht. 1 ampul Zovirax® is 250 mg. Deze wordt opgelost met 10 ml NaCl 0,9%. De benodigde hoeveelheid oplossing voeg je toe aan 100 ml. NaCl 0,9%.
Dit laat je in 1 uur inlopen.
Op hoeveel ml/uur stel je de pomp in?
A
108,8 ml/uur
B
118,8 ml/uur
C
128,8 ml/uur
D
138,8 ml/uur

Slide 2 - Quiz

Daarnaast krijgt deze patiënt een basisinfuus van 3 liter NaCl 0,45% / glucose 2,5% per 24 uur. De infuussnelheid die hierbij past, is ..... ml/uur
A
42 ml
B
84 ml
C
105 ml
D
125 ml

Slide 3 - Quiz

Een patiënt die met pijn op de borst is opgenomen, heeft een nitroglycerinepomp met een oplossing van 1 milligram per milliliter.
De perfusorpomp staat op 2 milliliter per uur ingesteld dus krijgt de patiënt .... milligram per 24 uur.
A
24 mg
B
48 mg
C
72 mg

Slide 4 - Quiz

Een patiënt wordt met pijn op de borst opgenomen en krijgt een perfusorpomp met nitroglycerine met een oplossing van 1 milligram per milliliter. Je mag de pomp ophogen op geleide van de (pijn)klachten en bloeddruk en eindigt uiteindelijk op een pompstand van 4,5 milliliter per uur.
Hoeveel milligram geef je de patiënt dan op 24 uur tijd?
A
54 mg
B
81 mg
C
108 mg
D
216 mg

Slide 5 - Quiz

Bij een patiënt mag je ter postoperatieve pijnstilling 15 milligram dipidolor intramusculair geven. Je heb een ampul van 20 milligram op 2 milliliter.
Hoeveel milliliter heb je nodig om 15 milligram te geven?
A
0,5 ml
B
1 ml
C
1,5 ml
D
15 ml

Slide 6 - Quiz

Bij jou op de afdeling ligt een patiënt die vandaag geopereerd is. Deze patiënt krijgt een bloeddrukdaling en je krijgt van de anesthesist de opdracht 0,5 liter gelofusine in 2 uur tijd toe te dienen.
Welke stand stel je in op de infuuspomp?
A
125 ml/uur
B
250 ml/uur
C
500 ml/uur
D
1000 ml/uur

Slide 7 - Quiz

Bij een patiënt die verdacht wordt van een sepsis, is een verhoogd lactaat ontdekt. Om dit te neutraliseren krijg je van de arts de opdracht om 1 liter fysiologisch zout toe te dienen in 6 uur tijd.
Welke stand stel je in op de infuuspomp?
A
16 ml/uur
B
167 ml/uur
C
250 ml/uur
D
333 ml/uur

Slide 8 - Quiz

Een patiënt heeft een hypokaliëmie en moet van de arts 40 mmol kalium intraveneus krijgen via een spuitenpomp in 2 uur tijd. Je hebt in de kast flacons kaliumchloride van 20 mmol/20 ml. De patiënt heeft een basisinfuus via een centraal veneuze katheter van 3 liter NaCl 0,9% per 24 uur.
Welke snelheid stel je in op de perfusorpomp?
A
10 ml/uur
B
20ml/uur
C
30ml/uur
D
40 ml/uur

Slide 9 - Quiz

Je hebt een infuuszak van 0,5 liter NaCl 0,65%.
Dit betekent dat in deze infuuszak ...... gram NaCl zit
A
3,25 gram
B
6,5 gram
C
32,5 gram
D
65 gram

Slide 10 - Quiz

Je hebt een infuuszak van 0,5 liter NaCl 0,65%.
Dit betekent dat in deze infuuszak ...... gram NaCl zit
Om deze zak toe te dienen in 24 uur tijd, stel je de pomp in op ...... ml/uur
A
10 ml/uur
B
21 ml/uur
C
42 ml/uur
D
63 ml/uur

Slide 11 - Quiz

Op de afdeling cardiologie wordt een patiënt opgenomen met atriumfibrilleren. De arts schrijft een oplaadschema voor met flecaïnide I.V. Je moet beginnen met een dosis van 2mg/kg/30 minuten. De patiënt weegt 60 kg en je maakt een standaardoplossing van 150 mg flecaïnide in 50 ml.
Hoeveel ml geef je de patiënt het eerste uur?
A
120 ml
B
60 ml
C
100 ml
D
80 ml

Slide 12 - Quiz

Een patiënt krijgt post-operatief een infuus met 3 liter Glucose 5 % per 24 uur.
Wat is de in te stellen druppelsnelheid?
A
42 druppels per minuut
B
35 druppels per minuut
C
25 druppels per minuut
D
57 druppels per minuut

Slide 13 - Quiz

De infuuspomp bij een patiënt staat op 105 ml/uur. Dit houdt in dat hij in 24 uur tijd.... liter infuus krijgt.
A
1,50 liter
B
2,42 liter
C
2,52 liter
D
3,52 liter

Slide 14 - Quiz

De infuuspomp bij een patiënt staat op 105 ml/uur. Dit houdt in dat hij in 24 uur tijd.... liter infuus krijgt.
Per liter infuus is 20 mmol KCl toegevoegd. Op die manier krijgt de patiënt ..... mmol KCI in 24 uur.
A
30,4 mmol
B
40,4 mmol
C
50,4 mmol
D
60,4 mmol

Slide 15 - Quiz

Je hebt een oplossing van 10%.
Hoeveel mg bevat dan een ml?
A
100000 mg/ml
B
10000 mg/ml
C
1000 mg/ml
D
100 mg/ml

Slide 16 - Quiz

Voor de behandeling van epilepsie krijgt de 10-jarige Anneke (31 kg) acetazolamide. Het voorschrift is 25 mg/kg in 3 doses. Aanwezig is een basisoplossing acetazolamide van 500 mg/5 ml.
Hoeveel toedieningen kun je geven met de basisoplossing? Rond af op één decimaal.
A
0,5 toedieningen
B
1,0 toedieningen
C
1,9 toedieningen
D
2,9 toedieningen

Slide 17 - Quiz

Mevrouw Van de Velde gebruikt in verband met een verhoogde bloedsuiker glibenclamide. Ze heeft tabletten van 5 mg. 's Morgens gebruikt zij twee tabletten en 's avonds gebruikt zij anderhalve tablet. Dat betekent dat mevrouw Van de Velde per 24 uur ...... mg glibenclamide gebruikt

A
10 mg
B
12,5 mg
C
15 mg
D
17,5 mg

Slide 18 - Quiz

Mevrouw Kempens heeft atriumfibrilleren. De cardioloog schrijft haar digoxine voor. De eerste dag dient mevrouw Kempens een oplaaddosering in te nemen. Dit gaat in drie keer. De eerste keer moet zij een hele tablet van 0,25 mg innemen. De volgende twee keer telkens een halve tablet. In totaal neemt mevrouw Kempens op de eerste dag..... mg digoxine.
A
0,25 mg
B
0,50 mg
C
0,75 mg
D
1,5 mg

Slide 19 - Quiz

Meneer Friedrichsen heeft recentelijk een darmoperatie ondergaan. Momenteel heeft hij een centrale lijn waarover Totaal Parenterale Voeding (TPV) 100ml/uur wordt gegeven. Daarnaast heeft hij een waakinfuus 5 ml/uur. Hij heeft een tijdelijk stoma wat momenteel behoorlijk productief is 750 ml /24 uur. De neusmaagslang (NMS) is nog niet verwijderd. Productie 0 ml/24 uur
Na 24 uur zal deze balans..... zijn.
Bij het opmaken van de vochtbalans van meneer Friedrichsen kom je uit op een .....

A
positieve
B
negatieve

Slide 20 - Quiz

Meneer Friedrichsen heeft recentelijk een darmoperatie ondergaan. Momenteel heeft hij een centrale lijn waarover Totaal Parenterale Voeding (TPV) 100ml/uur wordt gegeven. Daarnaast heeft hij een waakinfuus 5 ml/uur. Hij heeft een tijdelijk stoma wat momenteel behoorlijk productief is 750 ml /24 uur. De neusmaagslang (NMS) is nog niet verwijderd. Productie 0 ml/24 uur
Bereken de vochtbalans in 24 uur!
A
1750 ml
B
1680 ml
C
1710 ml
D
1770 ml

Slide 21 - Quiz

Mevrouw Hendriks is binnen gebracht in verband met algehele malaise. Zij heeft een infuus gekregen (42 ml/uur), heeft totaal parenterale voeding (1260 ml/24 uur) via een centrale lijn, en is voorzichtig gestart met sondevoeding (SV) met een volume van 21 ml/uur.
Aan urine werd 1492 ml gemeten over de afgelopen 24 uur. Bij het opmaken van haar vochtbalans over de afgelopen 24 uur kom je op een
A
positieve
B
negatieve

Slide 22 - Quiz

Mevrouw Hendriks is binnen gebracht in verband met algehele malaise. Zij heeft een infuus gekregen (42 ml/uur), heeft totaal parenterale voeding (1260 ml/24 uur) via een centrale lijn, en is voorzichtig gestart met sondevoeding (SV) met een volume van 21 ml/uur.
Aan urine werd 1492 ml gemeten over de afgelopen 24 uur.
Wat is de vochtbalans over de afgelopen 24 uur?
A
776 milliliter
B
1280 milliliter
C
1784 milliliter

Slide 23 - Quiz

Op bijgevoegde afbeelding kan de vochtbalans teruggevonden worden van meneer Fransen. Hij is bij jou opgenomen op de afdeling na een ingreep aan zijn maag. Momenteel heeft hij nog Totaal Parenterale Voeding (TPV). 75 ml/uur Hij mag wel proberen wat te drinken 250 ml/24 uur maar de ingebrachte neusmaagslang (NMS) is nog wel productief. 145 ml/24 uur. Jij dient de vochtbalans af te sluiten. Bij het afsluiten kom je tot de conclusie dat meneer Fransen een..... vochtbalans
A
positieve
B
negatieve

Slide 24 - Quiz

Meneer Fransen is bij jou opgenomen op de afdeling na een ingreep aan zijn maag. Momenteel heeft hij nog Totaal Parenterale Voeding (TPV). 75 ml/uur Hij mag wel proberen wat te drinken 250 ml/24 uur maar de ingebrachte neusmaagslang (NMS) is nog wel productief. 145 ml/24 uur. Jij dient de vochtbalans af te sluiten.
Bereken de vochtbalans over de afgelopen 24 uur.
A
1417 ml
B
1905 ml
C
1738 ml
D
1753 ml

Slide 25 - Quiz

Vochtbalans
Bereken de vochtbalans in milliliter, + of -, van 0:00 tot 16:00 uur

Een patiënt heeft van 0:00-08:00 een negatieve vochtbalans van 315 ml. Van 0:00-16:00 krijgt hij 800 ml per infuus. Hij drinkt 400 ml. Hij urineert 900 ml. Zijn ileostoma loopt 270 ml.
A
-285 ml
B
+485 ml
C
+785 ml
D
-115 ml

Slide 26 - Quiz

Vochtbalans
Bereken de vochtbalans in milliliter, + of -,van 0:00 tot 15:00 uur

Een patiënt heeft van 0:00-08:00 een negatieve vochtbalans van 600 ml. Van 0:00-15:00 krijgt hij 800 ml per infuus. Hij drinkt 330 ml. Hij urineert 610 ml. Zijn ileostoma loopt 270 ml.
A
-350 ml
B
-200 ml
C
50 ml
D
150 ml

Slide 27 - Quiz

Een patiënt krijgt 3 liter zuurstof per minuut toegediend. Gebruik wordt gemaakt van een zuurstofcilinder met een inhoud van 2 liter. Bij aanvang van de zuurstoftherapie is de druk in deze cilinder 180 bar.
Na hoeveel minuten zal deze cilinder leeg zijn?
A
180 minuten
B
120 minuten
C
90 minuten
D
30 minuten

Slide 28 - Quiz

Een patiënt start om 20.00 uur met zuurstof, 2 liter per minuut. Op de afdeling wordt een zuurstofcilinder van 5 liter gebruikt, waarvan de manometer op 170 bar staat. De technische dienst brengt de volgende dag om 09.00 uur de volgende fles.
Hoeveel liter zal de patiënt van 20.00 uur tot 09.00 uur verbruiken?
A
1560 liter
B
1420 liter
C
1230 liter
D
960 liter

Slide 29 - Quiz

Op de reanimatiekar zit een 2 liter zuurstofcilinder gemonteerd waarvan de manometer 75 bar aangeeft. Tijdens een reanimatie geef je tot 15 liter zuurstof per minuut.
Hoeveel liter heb je in voorraad voorafgaand aan de reanimatie?
A
75 liter
B
150 liter
C
300 liter
D
450 liter

Slide 30 - Quiz

Op de reanimatiekar zit een 2 liter zuurstofcilinder gemonteerd waarvan de manometer 75 bar aangeeft. Tijdens een reanimatie geef je tot 15 liter zuurstof per minuut.
Hoe lang kan je deze patiënt zuurstof geven?
A
5 minuten
B
10 minuten
C
15 minuten
D
20 minuten

Slide 31 - Quiz

Je moet met een patiënt met longemfyseem naar de röntgenafdeling. Je hebt een 2 liter zuurstofcilinder met een manometer die op 125 bar staat. De patiënt krijgt 0,5 liter zuurstof per minuut.
Hoeveel liter zuurstof heb je in voorraad voordat je weggaat?
A
62,5 liter
B
125 liter
C
250 liter
D
375 liter

Slide 32 - Quiz

De IVAC-pomp loopt 1 ltr per 24 uur. Op dit moment slaat hij continu op alarm en aangezien er geen infuuspomp voorradig is, moet je het infuus kortdurend handmatig instellen. De druppelsnelheid zet je op...... druppels/minuut
A
10 druppels/ min
B
24 druppels/min
C
14 druppels/ min
D
8 druppels/min

Slide 33 - Quiz

Na een status reanimatie wordt een laag kalium geconstateerd bij mevrouw Dupuis. Zij moet 80 mmol KCl krijgen per 24 uur.

Oplossing: 40 mmol KCl in 500 ml NaCl 0,9%.

Het kaliuminfuus is klaargemaakt en wordt via een infuuspomp toegediend.
De stand van de IVAC is ..... ml/uur.
A
21 ml
B
42 ml
C
84 ml
D
36 ml

Slide 34 - Quiz

Je moet met een patiënt met longemfyseem naar de röntgenafdeling. Je hebt een 2 liter zuurstofcilinder met een manometer die op 125 bar staat. De patiënt krijgt 0,5 liter zuurstof per minuut.
Hoeveel uren kan je maximaal wegblijven met bovenstaande tank van 2 liter alvorens hij leeg is?
A
2 uur
B
4 uur
C
6 uur
D
8 uur

Slide 35 - Quiz

Een patiënt heeft vandaag een operatie gehad. In verband met een bloeddrukdaling postoperatief moet je van de anesthesist een extra kolf Nacl van 0,5 liter geven in 4 uur tijd.
Op welke snelheid stel je de infuuspomp in?
A
125 ml
B
250 ml
C
500 ml
D
1000 ml

Slide 36 - Quiz

Geert heeft last van jicht. Hij heeft daarvoor door de dokter allopurinol voorgeschreven gekregen. Hij heeft tabletten van 300 mg. Hij gebruikt 's morgens twee tabletten en 's avonds een tablet allopurinol.
Dat betekent dat hij per 24 uur ...... mg allopurinol gebruikt.
A
300 mg
B
600 mg
C
900 mg
D
1200 mg

Slide 37 - Quiz

Vochtbalans
Bereken de vochtbalans in milliliter, + of -,van 0:00 tot 12:00 uur

Een patiënt heeft van 0:00-12:00 een positieve vochtbalans van 750 ml.
Van 0:800-12:00 krijgt hij per infuus 400 ml en 80 ml via de infusor. Hij drinkt ¾ liter
Hij urineert 1840 ml.
A
140 ml
B
240 ml
C
40 ml
D
0 ml

Slide 38 - Quiz

Je hebt de beschikking over een zuurstofcilinder met een inhoud van 10 liter. De afgelezen druk op de manometer bedraagt 45 bar.
De tijd dat met deze zuurstofcilinder een flow kan worden toegediend van 2 liter per minuut bedraagt ..... uren en ....... minuten.
A
3 uur
B
6 uur
C
9 uur
D
12 uur

Slide 39 - Quiz

Je hebt de beschikking over een zuurstofcilinder met een inhoud van 10 liter. De afgelezen druk op de manometer bedraagt 45 bar.
De tijd dat met deze zuurstofcilinder een flow kan worden toegediend van 2 liter per minuut bedraagt ..... uren en ....... minuten.
A
30 minuten
B
45 minuten
C
35 minuten
D
55 minuten

Slide 40 - Quiz