A2B English Revision: WORDS Appearance, GRAMMAR Present simple vs present continuous

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

A2B English Revision

Unit 1 Lesson 2: 

• WORDS Appearance 
• GRAMMAR Present simple vs present continuous

WORDS Appearance

Vertaal het woord in hoofdletters naar NL:
That woman would be described as STOCKY.
She is short and a bit wide.

Vertaal het woord in hoofdletters naar NL:
My mother does not want TO GO GREY.

Vertaal het woord in hoofdletters naar NL:
If you are between 40 and 60 years old,
you are MIDDLE-AGED.

Vertaal het woord in hoofdletters naar NL:
That man looks like he's FORTY-SOMETHING.

Vertaal het woord in hoofdletters naar NL:
I want to travel around the world
when I am IN MY TWENTIES.

Vertaal het woord in hoofdletters naar EN:
My best friend has the best clothes.
She is so MODIEUS.

Vertaal het woord in hoofdletters naar EN:
Sinterklaas has a long, white BAARD.

Vertaal het woord in hoofdletters naar EN:
The elderly woman is in her 80s,
but she has a JEUGDIG appearance.

Vertaal het woord in hoofdletters naar EN:
Jason plays sports every day.
He is very ATLETISCH.

Vertaal het woord in hoofdletters naar EN:
I have never seen anyone as
BETOVEREND MOOI as that movie star.

GRAMMAR Present simple vs present continuous

Wanneer gebruik je
de PRESENT SIMPLE?

PRESENT SIMPLE

tegenwoordige tijd gebruikt om over de volgende te praten:

• gewoontes
• iets wat je regelmaat doet
• feiten
• permanente situaties

Wanneer gebruik je de
PRESENT CONTINUOUS?

PRESENT CONTINUOUS

tegenwoordige tijd gebruikt om over de volgende te praten:

• iets wat bezig is op het moment dat je erover praat / schrijft
• tijdelijke situaties
• om irritatie aan te geven (gebruikt met always, forever, constantly)

Signaalwoorden van
de PRESENT SIMPLE

Signaalwoorden van de
PRESENT CONTINUOUS

Signaalwoorden

PRESENT SIMPLE

• every day / week / year, etc.
• often
• always
• never
• sometimes
• usually
• normally
• etc.

Signaalwoorden

PRESENT CONTINUOUS

• now
• right now
• at the moment
• at this moment
• currently
• etc.

Werkwoorden die een toestand weergeven
(geen actieve werkwoorden:
daarom NIET gebruikt
in de PRESENT CONTINUOUS)

Werkwoorden die een toestand weergeven 

(geen actieve werkwoorden: daarom NIET gebruikt in de PRESENT CONTINUOUS) 

to appear, be, believe, belong, (dis)like, feel, hate, have, know, look, love, mean, need, prefer, remember, seem, sound, think, understand, want, wish, etc.

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
I _____ (to stop) the music right now!
It's way too loud!

1. stop
2. be stopping
3. stops
4. am stopping

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
Sally _____ (not - to come) from London.
She is Australian.

1. do not come
2. does not comes
3. does not come
4. is not coming

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
I'm going to talk to that little girl.
She _____ (to look) so sad at the moment.

1. looks
2. look
3. is looking
4. is lookking

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
_____ we _____ (to go) to the party tonight?

1. Do we go
2. Are ... going
3. Does we go
4. Am ... going

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
Joshua _____ (always - to do) his homework
on time.

1. always do
2. always does
3. is always doing
4. are always doing

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
My father _____ (to work) right now.
Don't disturb him!
(Geen afkorting gebruiken.)

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
My sister _____ (often - to play) hockey.
(Geen afkorting gebruiken.)

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
The baby _____ (not - to cry) at the moment.
In fact, she seems very happy!
(Geen afkorting gebruiken.)

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
__________ (you - to live) in Vinkeveen?
(Geen afkorting gebruiken.)

PRESENT SIMPLE or PRESENT CONTINUOUS?
My mother _____ (always - to nag) me
to eat more vegetables!
(Geen afkorting gebruiken.)