16-06

Was machen wir Heute?
  • Lernziele des Unterrichts;
  • Hausaufgaben besprechen;
  • Formatieve Prüfung Wörter;
  • Quizfragen Kapitel 7 -> wie Prüfung;
  • Hausaufgaben;
  • Ende der Klasse;
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Was machen wir Heute?
  • Lernziele des Unterrichts;
  • Hausaufgaben besprechen;
  • Formatieve Prüfung Wörter;
  • Quizfragen Kapitel 7 -> wie Prüfung;
  • Hausaufgaben;
  • Ende der Klasse;

Slide 1 - Slide

Lernziele des Unterrichts
Aan het einde van de les:

  • Benoem je 5 kleuren in het Duits;
  • Benoem je 3 bezittelijke voornaamwoorden in het Duits;
  • Benoem je 3 vervoegingen van haben / sein;
  • Heb je geoefend met de woordjes van H7;



Slide 2 - Slide

Hausaufgaben besprechen
Hausaufgaben -> Arbeitsblatt "sein + haben"


Wir besprechen die Aufgaben zusammen

Slide 3 - Slide

Formatieve Prüfung Wörter
Maak de oefentoets voor extra punten op je echte toets

Totaal 30 vragen:

- Meer dan 15 -> 0,5 erbij
- Tussen 20-25 -> 0,8 erbij
- Tussen 25 en 30 -> 1,0 erbij
timer
8:00

Slide 4 - Slide

haben
sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hast
haben
haben
hat
habe
habt

Slide 5 - Drag question

Welk woord hoort er niet bij:

gemütlich - Garten - Badezimmer - Küche
A
gemütlich
B
Garten
C
Badezimmer
D
Küche

Slide 6 - Quiz

das Klo
Hochhaus
Bauernhof
Badezimmer
Dusche
Geschäft
Fenster

Slide 7 - Drag question

Vul het juiste bezittelijk voornaamwoord in:

Ich bin ...... (haar) Handy (O) vergessen.

Slide 8 - Open question

haben
sein
ich
habe
du
hast
er/sie/es
hat
wir
haben
ihr
habt
sie/Sie
haben
bist
sind
sind
ist
bin
seid

Slide 9 - Drag question

Vervoeg het werkwoord sein
Morgen .... ich zwölf Jahre!

Slide 10 - Open question

Vertaal het woord naar het Duits:
meteen

Slide 11 - Open question

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 12 - Drag question

Vertaal het woord naar het Duits:
want/omdat

Slide 13 - Open question

Wat betekent het Duitse woord:

höchstens
A
als
B
toen
C
terwijl
D
hooguit

Slide 14 - Quiz

Hausaufgaben

Was? --> Leren voor de toets
Wo? --> Op het werkblad, in je boek en in Quizlet
Wenn? --> Montag 19. Juni
Was brauchst du? --> Theorie-übersicht Verben, Wörterliste K7 + Grammatik K7 und Quizlet






Slide 15 - Slide