This lesson contains 25 slides, with text slides.
Verhalen kunnen in chronologische volgorde worden verteld, maar schrijvers kunnen ook kiezen voor een afwisseling in tijd. Hierbij gebruiken ze flashbacks: je gaat als lezer letterlijk terug in de tijd (tijdlijn wordt onderbroken).
Dit noem je een niet-chronologische volgorde waarbij de tijdlijn WEL wordt onderbroken.
Wanneer een schrijver kiest voor een chronologische volgorde kan hij nog wel vooruitkijken of -kijken in de tijd. Dit noem je:
- Terugwijzingen: een personage denkt terug aan vroeger
- Vooruitwijzingen: een personage of de schrijver blikt vooruit op de toekomst (kan voor spanning zorgen)
De tijdlijn wordt NIET onderbroken.
Je kunt de tijd van een verhaal ook beschreven als je kijkt naar hoe snel de tijd verloopt. Hierbij kijk je naar de verteltijd (= aantal bladzijdes of woorden) en vertelde tijd (= tijdsverloop tussen het begin en einde van een verhaal).
Tijd kan sneller gaan door een versnelling of tijdsprong (vaak bij onbelangrijke gebeurtenissen).
Tijd kan langzamer gaan door een vertraging (vaak bij spannende gebeurtenissen.
Naast verloop van tijd kun je een boek/verhaal bespreken door te kijken naar het begin en einde.
Begin:
- Proloog (verhaal vooraf)
- Inleidend begin (ab ovo)
- Middenin de gebeurtenissen (in medias res)
Einde:
- Open einde
- Gesloten einde
- Epiloog (verhaal achteraf)
Naast verloop van tijd kun je een boek/verhaal bespreken door te kijken naar het begin en einde.
Begin:
- Proloog (verhaal vooraf)
- Inleidend begin (ab ovo)
- Middenin de gebeurtenissen (in medias res)
Einde:
- Open einde
- Gesloten einde
- Epiloog (verhaal achteraf)