1: Schrijf het Nederlandse woord boven op je blaadje.
2: Schrijf daaronder zoveel minstens 3 aanwijzingen (hints) over dat woord op.
3: Schrijf je naam in het klein op en vouw het blaadje dubbel.
4. Je gaat in het Duits raden om welk begrip het gaat.
Bijvoorbeeld: Patat
-Kan je met mayo/curry eten
-Het is warm
-Is ongezond etc. = ....