Kijk en luisteropdrachten Ninja Turtles

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 6

Kijk en luisteropdrachten

LET GOED OP 

Je krijgt zo stukjes van de tekenfilm te zien

KIJK en LUISTER goed. Je krijgt vragen over de tekenfilm

Het zijn allemaal meerkeuzevragen

Wat is de basis van de pizza?

1. Ham
2. Sucuk
3. Kaasolie
4. Tomatensaus

Welke dingen zag je NIET op de pizza?

1. Ogen
2. Rattenstaart
3. Tanden
4. Ham

Wat is een ander woord voor: RANZIG

1. Lekker
2. Smerig
3. Smakelijk
4. Beschimmeld

Wie heeft er honger en kan haast niet van de pizza afblijven?

1. Mickey
2. Leo
3. Raph
4. Donnie

Wat doet Mickey eerst om te voorkomen dat hij de pizza gaat eten?

1. Hij zet de doos weg en roept zijn vrienden
2. Hij gooit de doos in de prullenbak
3. Hij maakt ruzie met de pizza
4. Hij gaat een boterham eten

Hoeveel soorten gesmolten kaas heeft de boze pizza die Mickey aanvalt ?

1. 3
2. 12
3. 1
4. 4

Wat wil je boze pizza van Mickey?

1. Vechten
2. Hij wil eten
3. Spelen
4. Hij wil gegeten worden

Wat nemen de anderen Mickey kwalijk?

1. Dat hij het eten heeft verpest
2. Dat de pizza niet betaald is
3. Dat hij rommel heeft gemaakt
4. Ik weet het niet

Mickey zegt: Ik ben een mutant.
Wat bedoelt hij?

1. Hij voelt zich ziek
2. Hij heeft puisten
3. Hij heeft schimmel op zijn hoofd
4. Hij heeft een verkeerde pizza gegeten

Waarom sluit Mickey zich op in zijn kamer?

1. Hij denkt dat hij ontbijt moet maken
2. Hij moet overgeven
3. Hij denkt dat hij in een grote puist verandert
4. Hij zit in de pubertijd, dit is normaal

Welk ander woord voor PUISTEN noemen de jongens?

1. poestoes
2. pus
3. pukkels
4. schimmel

Hoelang wil Mickey in zijn kamer blijven?

1. Voor altijd
2. Tot volgend jaar
3. Een week
4. Een dag

Wat doen de jongens wanneer Mickey zijn kamer uit komt?

1. Slapen
2. Feesten
3. Eten, lezen en gamen
4. Stoelendans

Waar wordt het gezicht van Mickey mee vergeleken?

1. Met een pizzadoos
2. Met een pizza
3. Met pus
4. Met kaas

Hoe komt Mickey aan die puisten?

1. Hij heeft teveel pizza gegeten
2. Hij heeft stress
3. Hij heeft zich ingesmeerd met gevaarlijk spul
4. Hij heeft een augurk en sucuk gegeten

Einde van de kijk en luisteropdracht