Bezittelijke voornaamwoorden

MIJN, ZIJN, ONZE; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

MIJN, ZIJN, ONZE; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Waarom heb jij mijn jas aan?
A
heb
B
mijn
C
jij
D
aan

Slide 2 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We moeten nog ons huiswerk inleveren.
A
ons
B
huiswerk
C
we
D
inleveren

Slide 3 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 4 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Daar loopt onze kat.
A
daar
B
loopt
C
onze
D
kat

Slide 5 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Zijn kast hangt vol vreemde kostuums.
A
vreemde
B
vol
C
Zijn
D
kostuums

Slide 6 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 7 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Hun familie woont in het buitenland
A
hun
B
familie
C
woont
D
in het buitenland

Slide 8 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 9 - Open question

IK, JIJ, HEM, ONS, ZIJ; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Maar we vieren wel altijd feest in ons gezin.
A
we
B
ons
C
vieren
D
altijd

Slide 11 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
In ons huis is het altijd gezellig
A
het
B
ons
C
huis
D
altijd

Slide 12 - Quiz

Typ zo veel mogelijk bezittelijke voornaamwoorden in 30 seconden
timer
0:30

Slide 13 - Open question

Wat is een bezittelijk voornaamwoord nou precies?

Slide 14 - Open question

Heb je het lesdoel begrepen?
A
Ja, ik kan zelf aan de slag.
B
Nee, ik heb nog meer uitleg nodig.

Slide 15 - Quiz