Sterke werkwoorden eerste 15

Die ersten 15 starken Verben
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Die ersten 15 starken Verben

Slide 1 - Slide

STARKE VERBEN!
Je ziet een vorm van een sterk werkwoord
Vul alle drie de vormen van dit werkwoord in (geen komma's, alleen een spatie)
Beispiel 1: anfangen/    Antwort: fängt an fing an angefangen
Beispiel 2: anrufen/    Antwort: ruft an rief an angerufen
Beispiel 3: beißen/    Antwort: beißt biß gebissen
Beispiel 4: empfangen/ Antwortempfängt empfing empfangen

Slide 2 - Slide

anfangen

Slide 3 - Open question

anrufen

Slide 4 - Open question

beißen

Slide 5 - Open question

empfangen

Slide 6 - Open question

bekommen

Slide 7 - Open question

biegen

Slide 8 - Open question

bitten

Slide 9 - Open question

bleiben

Slide 10 - Open question

empfehlen

Slide 11 - Open question

essen

Slide 12 - Open question

finden

Slide 13 - Open question

fahren

Slide 14 - Open question

geben

Slide 15 - Open question

gelingen

Slide 16 - Open question

gewinnen

Slide 17 - Open question

Was bedeutet anfangen?
A
beginnen
B
opbellen
C
bijten
D
verzoeken

Slide 18 - Quiz

Was bedeutet bitten?
A
aanbevelen
B
buigen
C
vragen
D
verzoeken

Slide 19 - Quiz

Was bedeutet finden?
A
vinden
B
lukken
C
ontvangen
D
eten

Slide 20 - Quiz

Was bedeutet bekommen?
A
kommen
B
eten
C
vinden
D
krijgen

Slide 21 - Quiz

Was bedeutet biegen?
A
beginnen
B
buigen
C
blijven
D
krijgen

Slide 22 - Quiz

Was bedeutet gewinnen?
A
geven
B
profiteren
C
winnen
D
verzoeken

Slide 23 - Quiz

Was bedeutet geben?
A
lukken
B
geven
C
eten
D
varen

Slide 24 - Quiz

Was bedeutet beißen?
A
eten
B
bijten
C
winnen
D
geven

Slide 25 - Quiz

Was bedeutet empfangen?
A
aanbevelen
B
ontvangen
C
krijgen
D
buigen

Slide 26 - Quiz

Was bedeutet anrufen?
A
aanbevelen
B
rijden
C
krijgen
D
opbellen

Slide 27 - Quiz

Was bedeutet essen?
A
bijten
B
ontvangen
C
smullen
D
eten

Slide 28 - Quiz

Was bedeutet empfehlen?
A
aanbevelen
B
verzoeken
C
varen
D
buigen

Slide 29 - Quiz

Was bedeutet gelingen?
A
lukken
B
beginnen
C
opbellen
D
verzoeken

Slide 30 - Quiz

Was bedeutet bleiben?
A
aanbevelen
B
verzoeken
C
blijven
D
geven

Slide 31 - Quiz

Was bedeutet fahren?
A
ontvangen
B
blijven
C
rijden
D
varen

Slide 32 - Quiz

Die ersten 15 starken Verben...
GETAN!

Bekijk nu het volgende filmpje om jezelf te herinneren aan de regels voor de tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Link